Recensies
Boventonen
's Konings slippendrager
De laatste fraaie uitgave van de
Slib-reeks in 1992 was een boekje
met gedichten van Albert Megens
'Boventonen'.
De bundel omvat een langere
reeks van vijftien en een korte
reeks 'Leestekens' van vier gedich
ten. De toon van de gedichten is
laconiek of mild; aan humor met
een lichtelijk gekwelde ondertoon
ontbreekt het niet. De titel 'Boven
tonen' is ontleend aan een citaat
van Willem Brakman. In het eerste
gedicht 'Slijpe' van de reeks wordt
meteen duidelijk gemaakt dat de
dood de boventoon voert.
'Wie grillig een plaatsje reserveert,
vindt daar een telefoon.
Een glazen cel. Uit plaatsgebrek heeft
men een zerk gesloopt.
Bent u het leven beu of houdt u van
een goede grap;
kom gauw naar Slijpe toe, kom, zet
de eerste stap
en bel de dood. Voor het geval hij
onverhoopt
u niet aanhoren wil, weet wel, hij
voert de boventoon.'
Zoals al opgemerkt, zwaarwichtig
wordt de dichter nergens.
Zorgvuldig taalgebruik, heldere
beelden, bescheidenheid; drie
deugden die je de dichter niet
kunt ontzeggen.. Vuurwerk ont
breekt, maar daar is het Albert
Megens ('39) ook niet om te doen.
Boventonen is een bundel met
veel verwijzingen naar het Roomse
leven, inclusief Brabantse steden
en gebruiken.
A.v.d.V.
Huil niet, Sancho,
je meester is niet dood.
Het Nederlands Centrum voor
Volkscultuur heeft, als thema
nummer van het tijdschrift Volks
cultuur (\ig.6, 1992, nr. 3), het
boekje Volkscultuur in de Lage
Landen. De Nederlandse culturele
identiteit uitgebracht. Behalve
essays over het destijds wereld
beroemde kinderboek Hans Blinker
or the silver skates en Nederland en
Vlaanderen in Europa bevat het
een merkwaardig stuk van de his
toricus Albert van der Zeijden: 'Of
ik ben niemand, of ik ben een hele
natie.De Nederlandse culturele
identiteit. Van der Zeijden kiest
hierin een 'analyserende invals
hoek' en gaat in op de 'culturele
dimensie van identiteit'. Hij komt
tot de bevinding dat het Neder
landse 'wij-gevoel' bestaat uit een
'gedeelde levensstijl en uit geza
menlijke gespreksonderwerpen'.
Daartegen is weinig in te brengen,
denk ik; ook de vaststelling dat
tegenwoordig vooral de factoren
taal en geschiedenis van belang
zijn in bespiegelingen omtrent
volkskarakter en nationale identi
teit doet weinig stof opwaaien.
De manier waarop Albert van der
Zeijden de geschiedenis van de
bestudering van de Nederlandse
culturele identiteit behandelt,
roept nu en dan echter hoon en
34