In het biddende midden
van licht vallen engelen
uit langgerekte amens:
wit vat dood samen. Adem.
Tijd schijnt gewillig
als wittebroodsdeeg.
Praalkoetsen overvol
bloesem, lenteblablabla.
'Papa, ik ben gevallen', knieën liggen open.
Ik ben maar een vaderdoek voor het bloeden,
de eerste onmacht bij haar ongeluk.
Liefhebben is huisjes klein zeer melken,
weemoed houden op de zolder van het licht.
Met de zwervershelm geboren lopen wij wereld-
ziek de losse vilten zolen van genoegens stuk.
Hoop is een pantoffelheld die op zielepoten
zijn collectie verzuchtingen achternahinkt.
88