De hedendaagse Vlaamse poëzie hedwig speuers Een oneigenlijke inleiding Lezers, die een heuse inleiding op de Vlaamse poëzie willen, verwijs ik meteen door naar twee voortreffelijke en instructieve publikaties, het boeknummer van het tijdschrift Yang met de nogal dikke titel Droom en doem. Vlaamse poëzie 1960-1985 (1985) en Opener dan dicht is toe. Poëzie in Vlaanderen 1965-1990 (1991). In het Yang-boek doet Mare De Smet op een drieste manier aan informatie-overdaad. Ieder een die schrijft in Vlaanderen ziet hij voor een dichter aan. Toch for muleert hij voorkeuren, maar die moet je tussen de regels lezen. Het tweede boek bevat een leuk relaas over de Vlaamse poëziekeuken van de laatste decennia. Hugo Brems en Dirk de Geest maken hun lezers tot pottenkijkers. Beide boeken bevatten een fragmentarische bloem lezing en talrijke kritische citaten van derden. Het eerste telt 150, het tweede 267 dicht gedrukte bladzijden. Ik heb geen zin om dit zo keu rige schoolwerk nogmaals over te doen. Daarom sla ik een andere weg in. Daarbij moet ik bekennen dat ik voor de hier opgenomen dichters geen lans zal breken. Ze moeten dit zélf doen wil hun aanwezigheid geen maat voor niets zijn. En dit Vlaanderen-nummer van 'Ballustra- da' is helemaal niet representatief. De meeste topnummers uit onze Vlaamse dichtkunst ontbreken. Maar daar gaat het niet om. Ik wil de andere kant op. Laat me met een amuse-gueule beginnen. Paradox bovendien: Vlaan deren is een land van duizend dichters en toch een poëzieverachtend land. Dat zoveel jongeren naar de pen grijpen, vind ik een weldaad voor en een hommage aan de poëzie. De natuurlijke selectie doet de rest. Ook de poëzie kent haar darwinistische beginselen. Waarom ik Vlaanderen een poëzieverachtend land vind? Laat me de situatie eerst even vanuit het receptiestandpunt bekijken. De dag- en weekbladpers in Vlaanderen kent geen poëziebeleid. Ik zeg maar wat: hét cultuurblad De Standaard heeft geen poëzierubriek; slechts zeer arbitrair komt de poëzie aan bod. Het liefst graaft men een dode dichter op (Een goede dichter is een dode dichter) of een bekroonde dichter. Een paar recente voorbeelden. Christine D'haen ontving in de zomer van 1992 de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren. De literatuurbijlage De Standaard der Letteren laat het afweten. Nog on langs ontving de minder bekende, maar daarom niet minder verdienstelijke dichter Alain Delmotte de driejaarlijkse Blanka Gyse- 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1992 | | pagina 7