'Zijn frank wil niet vallen.'
'De zuiplap,' sist Stas.
Peer weet niet wat te doen. Daar is zijn huis, met zijn negen kinderen.
Voor zijn huis staat water. De hele straat, 'het hele kruispunt staat
onder. Peer begrijpt het niet. Hij was op weg naar huis, hij moet naar
huis. Hij stapt in het water, steunend op zijn fiets. Zijn schoenen
lopen onder. Hij heft een voet uit het water, staart er onbegrijpend
naar. Zijn broekspijp slobbert om zijn been.
'Zwemmen, Peer!'
Wij lachen luid. Stas vloekt zacht.
Peer blijft niet stilstaan. Hij wil naar huis. Hij richt een trage blik op
zijn buren. Het staat hem niks aan dat alle mensen naar hem kijken.
Wij volgen benieuwd hoe Peer de waterstand peilt.
'Vijftien centimeter.'
'Twintig.'
'Dertig.'
'Kan niet.'
'Het staat tot aan zijn knieën!'
Peer krijgt zijn fiets niet vooruit. Waar komt dat water vandaan? Peer
ademt piepend. Roken, denkt hij. Astma. Waar is mijn straat? Het
water reikt tot aan zijn knieën, verbergt de streep in het beton, de
goot. De goot.
Peer valt. Zijn fiets valt bovenop hem. Wij lachen. De hele buurt scha
tert het uit. Peer gaat kopje onder. Hij verdwijnt in het gele water. Hij
komt weer boven, zakt weer onder. Zijn fiets ligt bovenop hem.
Bovenop een pak doorweekte kleren.
'De zuiplap,' sist Stas.
'Hij verzuipt!' roept iemand.
Wij lachen. Iedereen lacht.
'De smerige zuiplap,' sist Stas.
Peer krijgt geen adem meer. Mijn astma, denkt hij. In zijn keel zit
water. Hij moet hoesten. Hij kan niet hoesten. Ik moet naar huis,
denkt hij wanhopig.
Kalle veert overeind en rent het water in. We volgen hem zonder
bedenken. We hollen spetterend door de overstroomde straat. Kalle
trekt Peer bij zijn hemdskraag uit het water. Zijn gezicht is blauw. Zijn
ogen puilen uit. Trekkingen gaan door hem heen. Wij springen opzij.
Peer geeft overvloedig over. Geel water en bier, dat nog schuimt. We
wijken uit elkaar als we de kreet van Rosa horen. Zo luid heeft ze nog
nooit geschreeuwd. De drom buren rondom Peer maakt plaats voor
70