Gaf ze zich enkel bloot als ze zich ongenaakbaar voelde? Wilde ze niet bevredigd worden maar beschuldigen? Ze vond geen rust als hij haar geen gelijk gaf. Moest ze haar mening herzien? Ze wilde best niet weten wat ze wilde maar dan had ze ook niets meer te willen. Echte redenen tot klagen had ze niet. Maar als je die niet hebt moet je tevreden zijn. Was ze schuldig aan haar eigen onbehagen? Mag ik wel zijn zoals ik ben? dacht ze. Zijn liefde was zo groot dat elke afwijzing ondankbaar was. Hoe kon zij de waarheid verschalken die alwetend is? Hoe kon zij de goedheid belasteren die heilig is? Hoe kon zij de schoonheid besmeuren die volmaakt is? Hoe kon zij zich bevrijden van dit onontkoombare geluk? 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1992 | | pagina 39