Achterdocht
LUC BOUDENS
Uit: 'Vrienden voor het leven', 1992
Haha, dwaze, kleine os,
U zag ik in mijn
hallucinatoire gekte
en dronkenschap
voor een hoerenrundje aan.
Ketens van goud droeg
U overal
waar die konden gedragen worden
en ik vond het van de straat.
Toch smaakte U mij
en mochten Uw jonge lendenen
er voltallig zijn.
Ik vergat de nacht
met U
omdat ik dat moest, toen,
omdat het er zo naar uitzag
dat ik zou vergeten.
Maar ook het feit dat U
een dakflat over onze stad
bewoonde, bezwaarde U zeer,
beïndrukte mij temeer, slet.
En 's ochtends bleek U
een goeie jongen te zijn,
een fijne vent
die zijn eigen geld bijeen
scharrelt
door in Aquarium Fouquets
op de De Keyserlei
oud gewijfselte
Dames Blanches
en Scotch in zilver
voor te zetten.
En eens schoon
te knipogen,
waarschijnlijk.
19