onontkoombaar was. Eenmaal drooggewreven en met andere kleren aan, keken we uit het raam, naar eikaars ramen. Het regende zo hard als we nog nooit tevoren hadden gezien. Kniehoog spatten de zware druppels terug. Het water bruiste in de goot, gutste in grillige vlagen over de betonweg. Formosa is niet echt vlak. De tonnen water stroomden razendsnel naar dezelfde plaats, naar het kruispunt waar het huis van de Van Snicks staat. Het wervelde door de riool, het schuimde over de straat. Toen stegen zuilen van water op uit de vier rioolroosters aan elke kant van het kruispunt. We hielden onze adem in, zoiets hadden we nooit meegemaakt. Het water werd vuil. Maar het kreeg vooral de gele kleur van de aarde van Formosa. Het steeg. Het steeg snel. Het kruispunt liep onder, de Rozenstraat stond blank, het vulde de kelder van de Van Snicks. Toen was het voorbij en kwam de zon terug. Ze zat al laag en scheen rood. Alle inwoners van Formosa kwamen naar buiten. Wij waren de eersten. Formosa stond gedeeltelijk onder water, onze buurt leek hele maal nieuw. We troepten samen bij het muurtje bovenop de lichte helling voor de huizen waar Freddy en Erik woonden. Die flauwe hel ling had de kelder van Stas doen onderlopen en had de straat onder water helpen zetten. De dag was een feest. We luisterden met een half oor naar de verklaringen voor de ramp van onze vaders en moeders. 'De riolen konden het niet slikken.' 'Aan de vingers van die aannemer zijn miljoenen blijven plakken.' 'Hij rijdt in een Buick.' Maar onze dag kon niet meer stuk. 'Zou het water blijven staan?' 'Een privé-zwembad. Zoals de filmsterren.' 'Plonsbad!' Kalle wijst naar de kleine kinderen die blootsvoets in het gele sop pootjebaden. Dan zien we Rosa met haar emmer. We slaan Stas op zijn rug als hij weer bij ons is. Kalle rookt een sigaret. Ook wij hebben trek, maar wij durven niet. Onze vaders en moeders staan allemaal in groepjes rond de overstroming. Ook zij lijken geboend en opgepoetst. Buren die elkaar met tegenzin goeiedag wensen, praten druk met elkaar. Dan zien we Peer aan de andere kant van het water. Stas verstijft. Peer leidt zijn fiets bij de hand, zoals altijd als hij uit het café komt. Aan de rand van het water blijft hij staan. Hij haalt traag zijn hand door zijn haar. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1992 | | pagina 71