Zeeuws vele zonen zijn tot de vaderen verzameld, in zee gezonken of in een zwart bedelf de laatsten der puriteinen, de dag der dagen vrezend, de huiver op de huid en voor een schielijke dood beducht waken in hun grenzeloze nacht terwijl reeds bij het krieken van de morgen strak en sprakeloos de levenden zich meten met de elementen weinig is deze argelozen in hun echoloze ruimte vergund: ouwe klare en het jagen van het jonge licht over het afgelegen laagland en over hun ziedende, zieke zee. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1992 | | pagina 54