lands rijk is. Verkleinwoorden: woorden met een glimlachje van
'niks-om-het-lijf'. Laat je er niet aan vangen. De tandarts die 'een
prikje' aankondigt. Iemand die je 'een ogenblikje' wil laten wachten.
Geloof het niet. Loop weg, als de tandarts het bovendien over een
'klein prikje' heeft.
Een autobiootje.
Ik moest onmiddellijk aan Eduard Bottelaer denken, hoofdpersonage
uit mijn debuutroman Hoogtevrees, een kluns eersteklas die per se
schrijver wilde worden, en nog voor hij één serieuze letter op papier
heeft gezet, al aan het fantaseren slaat over BOTTELAER-lemma's die
ooit in encyclopedieën zullen verschijnen.
Bottelaer: 'Mijn biografie, Jezus. Ik beklaag de redacteur of criticus die dat
epos zal moeten schrijven. Als een biografie een verzameling is van rele
vante feiten en belangrijke verwezenlijkingen, dan is hij na één regel uitver-
teld. Geen enkel pikant avontuur, niets van de schilderachtige anekdotiek
die het leven van zo menig auteur siert, heeft mijn grijze verleden te bieden.
De Tweede Wereldoorlog, zo traumatiserend en dus het vuur in de pan voor
talloze schrijvers, heb ik net niet meegemaakt. Een travestiet ben ik niet.
Altijd prima ouders gehad. Honger, nooit gevoeld. Passionele conflicten,
angsh'allig vermeden. Geen onverteerde jeugdliefdes, geen onthutsende,
premature inwijdingen in de sexualiteit. Drugs? In de polders? Marihuana
tussen de koeieplakken? Geen drugs. Mei '68? Zie w.o. n: net niet mee
gemaakt.'
Zo gaat het nog even door. Bottelaer besluit: 'Neen, het enige feit van
betekenis dat mij tot nu toe overkwam is mijn geboorte, en daar zat ik voor
niets tussen.'
Het laatste wat een lezer mag doen is een schrijver verwarren met zijn
personages. Ik kom bijvoorbeeld niet uit de polders, maar uit de
'noordelijke zandlaagvlakte'. Daarop wijst mijn zoontje van elf me,
die over mijn schouder mee heeft gelezen: hij heeft morgen 'peil-
proef' aardrijkskunde. (Toen ik elf was, toch al zo'n twintig jaar na de
Nieuwe Orde, heette zo'n proef nog 'kampstrijd' - het terrein der
eufemismen is uiteraard veel ruimer dan het diminutief.)
Maar toch zijn er punten van overeenkomst tussen Bottelaer en mij.
Ik kan me in zijn wanhoop terugvinden. Wat schrijf je over een leven
dat in zo weinig verschilt van duizend andere? Wie interesseert het
overigens of ik een gelukkige jeugd had, getrouwd ben, kinderen heb,
een respectabele baan, dan wel eenzaam honger lijd op een Parijse
zolderkamer, literatuur vervaardigend van alcohol en pillen?
46