van de kosmos uit zou drukken, de kosmos die met de 'oerknal' uit het
Ene ontstond, naar het Ene terugstreeft en daarin met de 'eindkrak'
weer zal opgaan. Lang voor die eindkrak zal echter de geünifieerde
veldtheorie zijn opgesteld, die de absolute paradox, het 'nul-dimensio
nale iets-niets' wetenschappelijk het dichtst zal benaderen als mogelijk
is. Onze voorstelling van het ontstaan van het heelal is volgens Mulisch
onwillekeurig die van 'het knappen van een soort wereld-ei,
waarvan de brokstukken in de vorm van sterrenstelsels nog steeds uit
elkaar vliegen'. Maar deze voorstelling is onjuist. Mèt de oerknal
ontstonden ook ruimte en tijd. Vóór de oerknal was er geen 'ergens' en
ook geen sprake van tijd. 'Er is iets ontploft. Wat is er ontploft? Er is
niets ontploft, dat daar zojuist ontploft is.' Ziedaar de paradox die ook
is te vinden in het oud-Griekse idee van het Ene 'buiten' en in de
wereld van veelvoud.
Harry Mulisch vindt dat historici, als ze verder willen komen, terug
moeten durven gaan naar de oerknal van zo'n achttien miljard jaar
geleden. Het historiografische probleem is de selectie van relevant
materiaal uit een reservoir van een oneindig aantal feiten. De historici
moeten die selectie verrichten aan de hand van de naar het Ene
terugverwijzende wetmatigheden in de lotgevallen van het vele sinds
de oerknal. De eigen, historische wetmatigheden mogen dan alleen
gelden in zover zij van de 'algemene' wetmatigheden kunnen worden
afgeleid. 'Alleen langs die weg kan de historische wetenschap hopen,
het keuzeprobleem te overwinnen en het isolement van het subjec
tivisme te doorbreken, want datzelfde Ene is tegelijk ook het objectieve
in het subjectieve.'
De centrale problematiek wordt dus de transformatie van fysische en
kosmologische wetten tot de wetmatigheden van de geschiedenis. Wil
de geschiedwetenschap deze uitdaging niet aangaan, dan zal ze, aldus
Harry Mulisch, vermoedelijk ondergaan in enerzijds de sociologie en
anderzijds de bellettrie.
4.
De 'integrale geschiedschrijving', die zo veel mogelijk aspecten van de
samenlevingen van het verleden in haar beschouwing wil betrekken,
en die daartoe gebruik maakt van de benaderingen van uiteenlopende
disciplines, is oud nieuws. Ook vanuit de sociologie is aangedrongen
op synthese van de menswetenschappen (biologie, psychologie, socio
logie, geschiedenis), met name door Norbert Elias. Dit streven naar
29