Een geniale gedachte THOMAS WINTNER Mijn vader was een verwoed schaker. Elke donderdagavond ging hij in Helmond naar zijn schaakclub, waar hij altijd ongeveer tweede werd; ik geloof niet dat hij ooit de eerste plaats heeft bereikt. Die was voorbehouden aan een medisch specialist, wiens kracht zo groot was dat hij ook in Eindhoven bij de schaakclub was, om waardige tegen standers te treffen. Mijn vader had een vriend, die twee keer per jaar uit Tilburg overkwam: een keer in de maand augustus, wanneer het schoolvakantie was - de man was onderwijzer - en een keer met oud-en-nieuw. Wij noemden hem Ome Jan. Hij verzamelde postzegels en fotografeerde. Dat laatste was in de vooroorlogse jaren iets heel bijzonders. Dank zij Ome Jan bestaat er ergens een foto van mij, een schattig jongetje van drie of vier met polkahaar, werkelijk een engeltje, gezeten op een tafeltje met een ingelegd schaakbord, en de stukken om mij heen waar ik lief mee zit te spelen. Ik wist van de theorie niet meer dan dat 'Eewe' wereldkampioen was. Dat Aljechin hem intussen net weer onttroond had, deed niet ter zake. 'Eewe' was en bleef wereld kampioen, en wat mij betreft is hij dat nu nog. Als Ome Jan er was, dronken ze wijn en rookten veel sigaren. Hij speelde twee of drie keer per dag een partij schaak met mijn vader, en ik zat daar graag bij. De oude heer had de gewoonte kalm het slagveld te overzien en traag op te merken: 'Eens even kijken naar de olifant,' een intrigerende uitlating die op mij een magische uitwerking had. Toen ik vijf jaar was, leerde mijn vader mij de loop der stukken, die ik sindsdien altijd onthouden heb. Dikwijls krijg ik de indruk, dat ik daarna niets wezenlijks bijgeleerd heb. Maar ik herinner me toch één wijze les. Hij zei me eens, toen ik weer de door hem geofferde pionnetjes zat te tellen, dat ik niet zo moest kijken naar de stukken die van het bord geslagen waren, maar meer naar de stukken die nog op het bord stonden. Hij had gelijk, dat zie ik nu in, en ik wil zijn wijsheid graag doorgeven aan alle schakers, waar ook ter wereld. Mijn vader had een zakschaakboekje, een leren mapje dat opengeklapt een schaakbordje was. In het bordje waren inkepingen gemaakt, waarin stukjes celluloid geschoven konden worden, witte en zwarte, en daarop stonden in goud de stukken afgebeeld. De afbeeldingen waren in de loop der jaren gedeeltelijk afgesleten en door mijn vader met zwarte respectievelijk witte inkt bijgetekend. Met behulp van dit 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1991 | | pagina 11