bordje bestudeerde hij ijverig de boekjes met openingen van 'Eewe',
die allemaal in de kast stonden, een stuk of vijftien.
Toen de inkepingen in het leer begonnen te scheuren door het
intensieve gebruik, schafte hij een nieuw zakschaakboekje aan en deed
mij het oude present. Ik was toen een jaar of acht. Voor mij was het
een kostbaar bezit. Ik schaakte ermee tegen mezelf en probeerde na te
denken voor ik een zet deed, iets waar mijn grote broers voortdurend
op aandrongen.
Op een dag zat ik met mijn schaakboekje op de w.c. en kreeg een
Openbaring. Waarom verloor men een partij? vroeg ik me af. Klaar
blijkelijk deed men niet de beste zetten. En dat kwam doordat men
tijdens het spel niet genoeg tijd kreeg om na te denken. Maar ik, ik
had alle tijd van de wereld. Op die leeftijd was ik natuurlijk nog
onsterfelijk.
Ik nam me voor zó goed na te denken, dat ik de beste zet vond die er
bestond, al kostte het dagen. Daarna zou ik de beste tegenzet bedenken,
en zo vervolgens, totdat ik een volmaakte schaakpartij kende. Wie kon
dan nog van mij winnen?
Die eerste zet leverde geen problemen op. Dat was natuurlijk e2-e4,
want dat deed iedereen altijd. Daarna werd het gecompliceerd. Maar
goed, ik had nog een heel leven voor me. Toen ik van de w.c. kwam
was er een nieuwe wereld voor me opengegaan. Het wereldkampioen
schap was enkel een kwestie van tijd.
Ik weet eigenlijk niet wat er van mijn plan geworden is. Het was een
schitterend idee, maar blijkbaar heb ik het op zeker moment laten
varen. Waarom ben ik er niet mee doorgegaan? Faalangst misschien -
of kwam het door Abe Lenstra, die mij de schoonheid van het Voetbal
deed inzien? Jammer toch. Maar als iemand mijn idee wil overnemen,
geef ik het hem of haar cadeau, gratis, voor niets. Dan heb ik ten
minste niet tevergeefs geleefd.
Op de middelbare school kreeg ik tegenstanders tegen wie ik soms
opgewassen was, en dat wekte mijn getaande geestdrift tijdelijk weer
tot leven. Ik hoorde bij de middenmoot, een plaats waar ik me altijd
het meest op mijn gemak heb gevoeld. Wanneer wij zaten te schaken
in het overblijflokaal, waar alle buitenschoolse activiteiten plaats
vonden, heerste er een aangename stemming, een zacht geroezemoes.
Een van de beste schakers, die twee klassen hoger zat dan ik, was een
vervelende klier. Niemand wist gelukkig dat hij later zou helpen D'66
10