Boomkruinen tegen de brug
JANJ.B. KUIPERS
1.
Het zogeheten primitieve of mythische denken kent geen scherp
onderscheid tussen ziel en lichaam, ik en niet-ik. De Wereld is het toneel
waarop zich de manifestaties van eigenwillige machten en heerschap
pijen afspelen, en waar het lichaam hoogstens een masker of staketsel is
waarvan deze machten zich bedienen: weinig meer dan een marionet.
Verschillende zielen, altijd ten dele stoffelijk opgevat, staan in min of
meer los verband met het lichaam: de 'dodenschim', de macht van en in
het bloed, de ademhaling; ook het lichaam zelf wordt soms als 'ziel'
opgevat. - En wanneer het haar schikt, kan één van mijn zielen haar
intrek nemen in gindse boom.
Wie wel eens de landweg boven de snelweg, en het rijwiel boven de auto
verkiest, weet dat roerloze boomkruinen afgetekend tegen een strak
blauwe lucht, of een in de zon zwoegend maisveld, betekenissen
uitstralen die de geest bespeurt maar niet kan vatten: het landschap
verschaft mededelingen waarvan we de inhoud en draagwijdte zelf
moeten bedenken. Betreft het hier relicten van het mythische denken,
waarin 'zielsinhouden' worden geprojecteerd op de werkelijkheid buiten
ons?
Wie die zaak historisch bekijkt belandt niet onmiddelijk in de nevelen
van de prehistorie, maar in het nabije verleden. Aan het eind van de
achttiende eeuw verhief zich de Romanticus, die streefde naar het herstel
van de traditie waarvan de Verlichting de onaangename kanten had
weggeslepen. Op het toppunt van de cultuur diende dit ontheemde,
hoogst individualistische en neurotische creatuur van die cultuur zijn
petitie in ten behoeve van de natuur en haar archaïsche, mystische
beleving. Daarmee was een nieuwe traditie geschapen: de traditie van de
bewieroking van de traditie.
Verderop langs de lijn van deze 'traditie van de traditie' treffen we
Heidegger, die de landweg verdedigde tegen de snelweg, het authentieke
denken tegen het technische denken, de beschouwende pas op de plaats
tegen het gedachteloos voortjakkeren. Het westers denken zou sinds het
dagen van de Griekse filosofie de weg van dat technische denken zijn
opgegaan, het technische denken waarin uitsluitend 'de zijnden'.wor-
den bedacht, en waarin 'het zijn' op de achtergrond raakte en tenslotte
werd vergeten. Heidegger wandelde over zijn landweg en bedreef het
authentieke denken, dat begint en eindigt met vragen en waarin plaats is
voor verwondering over, en het dankend gedenken van het zijn zelf.
34