keizerlijke paard gedrukt en keken als genresmeriseerd naar boven, naar het gelaat van onze heerser. We zagen zijn ogen, die verwilderd in zijn hoofd stonden. We hoorden hem met barse stem bevelen dat alle ballast en overbodige bagages achter moesten blijven. Op de naleving van dit bevel werd door een van zijn generaals meteen toegezien. Hoewel de chaos geweldig was begon men zo goed en zo kwaad als het ging de overbodige wagens en koetsen- naar de kant van de weg te dirigeren. Men haalde er de gewonden uit, stopte er stro onder en stak ze in brand. Redde wie zich redden kan, was het devies aan de gekwetsten. Op een van de wagens had ik eerder een stadgenoot van me gezien, die gewond was aan de borst. Nu zag ik hem wankelend tussen lotgenoten naast z'n wagen staan, met het vuile verband om zijn borst waarop zich een smoezelige, maar ook wonderlijk tere en aandoenlijke roos had afgetekend. Hij verdween achter coulissen van voortstuwende mismaakten en uitgeteer- den. Hoe het met hem afgelopen is weet ik niet, want ook wij moesten verder, in de hoofdstroom van het vluchtende leger over de grote straatweg naar het westen. Een delta van grillig uitwaaierende vlieten was ons machtige leger geworden. Paarden vielen dood neer voor de kanon- en laadkarren, of zonken weg in de moerassen van dit eindeloze laagland, hun hoofden tot het laatst hoog geheven in nobel onbegrip. De troepen stierven van honger en gebrek; soldaten stonden slapend langs de weg, kin op de borst, leunend op hun geweer, of strompelden voort met behulp van stokken, dikke takken, kapotte rieken of wat ze op hun weg maar te pakken hadden kunnen krijgen. Tussen die vuile, naar bloed en excreties stinkende massa ontwaarde ik hier en daar hoofddeksels uit lang vervlogen tijden, en hoorde ik smeekbeden ten hemel stijgen in talen die ik niet kende. Ja, de lucht weergalmde van gekerm, en ergens hoog in de sferen jachtte het zwak en afwezig zingen van ontredderde walkuren. In de verte zag ik nu en dan hoe groepjes mannen van hun colonnes werden afgesneden om te worden 'gekozakkeerd': degenen die aan deze behandeling ontkwamen keerden naakt in de gelederen terug; slechts de sjako was hun in enkele gevallen gelaten. We hadden geen voedsel dan hetgeen we uit de grond trokken. De uitputting en ontberingen dreigden ons verstand aan te tasten. Tijdens een van mijn hazeslaapjes droomde ik dat we in een stromende regen weer tegen het warme lijf van 's keizers paard stonden gedrukt; ik reikte naar het zachte leer om de keizerlijke voet in de stijgbeugel. Toen ik het aanraakte keek de grote heerser verrast naar beneden, recht in mijn ogen. Hij boog zich plotseling naar me over, greep me in het haar en drukte mijn gezicht liefkozend tegen zijn dij. Ik dreigde te stikken en schrok 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1991 | | pagina 37