flitsen! - En het haast bedaard aanzwellend rumoer van botsende slagorden. Calenfels en ik waren als gardisten voorlopig vrijgesteld. We hadden een stadstoren beklommen en overzagen het slagveld volmaakt. Bovendien beschikten we over goede verrekijkers. De wederzijdse legers stonden ongeveer in 't rond; ze vormden meer dan drievierde cirkel, alleen de weg naar H. bleef nog open. Loom rolde de strijd over het immense terrein. Om vier uur 's middags kwam de onderkoning van Zweden met een vers leger de geallieerden te hulp. Toen de avond viel zagen we de omliggende dorpen en steden in brand staan: een indruk wekkend schouwspel. De slag eindigde op het voorzegde uur, en wij begaven ons ter ruste. De volgende dag werd er niet gevochten. We maakten van de gelegen heid gebruik om naar het slagveld te wandelen en aanschouwden daar treurige tonelen. De doden lagen op regelmatige afstand in hopen opgestapeld; men was doende ze in massagraven te deponeren. De gewonden lagen overal, alleen of in kluitjes en in de vreemdste houdingen, alsof ze door een enorme hand lukraak waren neergestrooid. Hun gekerm rees ten hemel. Maar omdat de boeren zo op de onzen gebeten waren, weigerden ze hen in hun gevorderde karren en wagens mee te nemen. Zoals veel andere wandelaars en belangstellenden plaatsten we ons zo nauwkeurig mogelijk tussen de stellingen van beide legers en bespraken de posities en krijgskansen. Charges en voordelige aanvalshoeken werden beschreven en aangewezen met zwierige bewegingen van wandelstokken en hoeden; dames staarden met hun geparfumeerde zakdoekjes tegen neus en mond gedrukt gebiologeerd naar de groteske en vaak indecente houdingen van doden en geblesseerden. Toen we terugwandelden hoorden we het in de lucht verwaaiende geschetter van trompetten en het gedrom van trommels; onze keizer hield de revue over zijn troepen. De volgende morgen om vier uur werd de slag voortgezet. 3. Gedurende de volgende twee dagen werd ons leger verslagen. Onze troepen moesten een heenkomen zoeken in wilde vlucht. Calenfels en ik raakten gevangen in een zinnenverdovend rumoer en gedrang. Plotse ling zagen we boven die heksenketel op zijn paard de aanstichter van alles uittorenen: onze keizer. Zelfs hij kon met zijn gevolg niet door het gedrang breken. Op zeker moment stonden Calenfels en ik tegen het 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1991 | | pagina 36