Maar Duitsland was en is het land van de onbegrensde tegenstellingen. Wat de grondwet in een artikel belooft, doet een ander artikel teniet. De voornaamste bezigheid van de staatsbeanrbtes was het snuffelen naar paragrafen in oeroude wetboeken en het zoeken naar nieuwe spitsvon digheden in hun uitleg. Zevenenzeventig foto's met afschuwelijke opnamen van oorlogsver minkten werden volgens een kwitantie op 30 september 1924 uit het museum aan de Parochiaalstrasse 29 in Berlijn verwijderd en in beslag genomen. Na dit eerste, voor het herstellen van de openbare orde zo belangrijke glorieuze gevecht op de papieren aanval van het Vredesmuseum ging het er om een tweede conflict te provoceren. Een aanleiding werd spoedig gevonden. Het bordje bij de ingang van het museum. Bezoekers werd verzocht een kleine bijdrage in de onkosten te betalen. De tekst luidde als volgt. Entree. Voor mensen 20 pfennig. Soldaten hebben vrij toegang. Volgens de officier van Justitie betekende dat een belediging voor het ministerie van Oorlog. Friedrich wilde er op die manier de nadruk op leggen dat soldaten geen mensen waren. Gevangenisstraf volgde. Deze en andere treiterijen volgden elkaar in de loop van de jaren op, zodat de conservator spoedig een regelmatige gast werd op het hoofdbureau van Politie, dat hem steeds welwillend in de gunst van de rechtbank aanbeval, die op haar beurt niet te beroerd was hem met een aanbeveling naar de gevangenis te sturen. Zijn geesteskracht bleef echter onge broken, getuige zijn verzuchting. 'In dit land - onder deze mensen - een anti-oorlogsmuseum op te richten en in stand te houden is om de dooie dood niet gemakkelijk. Het kost veel zweet en geld en nog meer zenuwen. En vereist op den duur twee bureaus voor de directeur: één in het museum en één in de gevangenis.' (Iemand die met zijn ideeën sympathiseerde en hem eens in de gevangenis kwam opzoeken begroette hem met de woorden: 'Zit je nog, of al weer?') In 1933 werd het museum verwoest en verdween Friedrich voor een jaar naar een concentratiekamp. Het was de opkomst van Hitier. Maar in 1936, nadat hij was gevlucht naar België, richtte hij in Brussel met de hulp van de Belgische Socialistische Partij een nieuw museum op. Opnieuw werd het verwoest, nu bij de Duitse inval in 1940. Kort daarna dook hij op in Villeneuve-la-Garenne waar hij voor de derde keer zijn museum opende. Toen, het kon niet uitblijven, werd hij gearresteerd, gedeporteerd en opgesloten in een kamp in Saint-Ciprien, vlak bij de 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1991 | | pagina 31