Hij werd er zo confuus van dat hij meteen begon te zweten en met veel
boeren en reukloze winden zijn metabolisme weer op gang bracht. Zelfs
ontstond er enige beroering in zijn genitaliën. Maar hij had geen tijd om
lang bij die biologische verschijnselen stil te staan. Er was werk aan de
winkel! Hij had met deze mogelijkheid rekening gehouden, vele jaren
geleden: er lag een opblaasbare boot gereed, compleet met nood
rantsoenen, kompas, zoet water, een zeiltje, buitenboordmotor en als
allerbelangrijkste een automatisch geweer (een Remington 742 BDL
Deluxe). Het kostte nog geen uurtje om alles te controleren en voor
direct gebruik klaar te zetten. Daarna werd het wachten, want hij liet zich
niet gek maken. Geen seconde voor het gebruikelijke tijdstip schakelde
hij de volgende dag zijn ontvanger in. Het was meteen raak en het
stemmetje klonk nog schriller dan de dag ervoor.
Zonder enig benul van codes of roepnaam kakelde mejuffrouw Gudrun
door de atmosfeer. Toen Pandaemon koel en zakelijk antwoordde, brak
er zo'n overmaat van vocale hysterie los dat hij veel zin kreeg om de zaak
blauw-blauw te laten. Toch zette hij door, want hij wilde dit gevalletje
naar behoren afwerken.
Gudrun Birkelund bleek op IJsland te zitten. Een speleologe aan wie de
catastrofe voorbijgegaan was omdat ze toevalligerwijs op grote diepte
een wereldrecord had zitten verbeteren. Dat had iets ongepasts vond
Pandaemon, maar goed, daar viel over te praten. Anders was het gesteld
met haar onverbloemde hitsigheid. Ze liet hem zichzelf beschrijven en
ging zich vervolgens te buiten aan de grofste schunnigheden om van
haar vleselijke noden te getuigen. Pandaemon werd er beroerd van. Hij
onderbrak haar zonder pardon.
'Juffrouw,' zo zei hij, 'één ding moet u goed begrijpen. Ik ken u in het
geheel niet. Van intimiteiten kan daarom de eerste tijd geen sprake zijn.
Ik moet u eerst leren kennen. Pas daarna kunnen handtastelijkheden
overwogen worden.'
'Maar lieveling, wij zijn misschien de laatste man en vrouw ter wereld.
Een moderne Adam en Eva.'
Dat kan wel wezen, maar toch wil ik het zo en niet anders. Graag of niet.'
'Zoals je wilt, schattebout.'
'Goed. Dan zal ik komen. Tussen haakjes: hebt u een blonde paarde-
staart, juffrouw?'
'Een paardestaart?'
'Dat woord gebruikte ik, ja.'
'Nou, nee, niet op dit moment, maar ik heb wel blond haar en dat kan ik
natuurlijk in een paardestaart doen.'
'Dat is dan afgesproken. En een fiets? Heeft u een fiets?'
'Ja, als het moet.'
20