L. sloeg een paraplu kapot tegen de wagonwand, en gilde het uit.
'Ik ga godverdomme nooit meer werken!'
'Je kan toch ook niks,' antwoordde K. lachend.
Toch was er iets vreemds aan de hand met dat geld. Het was Nederlands
geld, maar we kenden niet alle bankbiljetten.
'Misschien komen die briefjes van vijf uit Londen,' veronderstelde ik.
'Hoe kunnen ze dan zo snel hier zijn?', vroeg K.
We kwamen tot de conclusie dat het onbekende geld niets waard was en
besloten het tussen het puin van het stationsgebouw te verbranden.
Toen dat gebeurd was, vulden we onze plunjezakken met bankbiljetten
van vijfentwintig en honderd gulden. Boven op het geld legden we een
paar lagen appels. We spraken af dat we tegenover de rest van de wereld
zouden zwijgen.
'Ook niets tegen Bang-bang zeggen,' commandeerde K. Die waarschu
wing was overbodig. We wisten dat hij een verzamelaar was van alles wat
blonk in Duitsland. Als hij een Duitser naar de tijd vroeg, was het enkel
om het horloge in beslag te nemen. De binnenkant van zijn lange
legerjas hing vol uurwerken, ringen en sieraden. Hij deed zijn jas dan ook
nooit uit.
Na onze vondst trokken mijn broers het dorp in. Ik hield de wacht bij ons
kapitaal. Na een eeuwigheid keerden ze terug aan het hoofd van een
bescheiden stoet. Zo'n veertig vrouwen hadden ze er van weten te
overtuigen, dat hier iets te halen viel. We stelden alle aanwezigen netjes
in een rij bij het laatste perron op, ook de kinderen. Als op afspraak keken
we alle drie zeer ernstig. We zeiden niets, overlegden fluisterend met
elkaar. Na enkele minuten werd het doodstil op het perron. De vrouwen
begonnen wantrouwig in onze richting te staren. Maar wij deden stil ons
werk en droegen de houten kisten uit de wagon naar het perron. We
scholden niet, we sloegen niemand, we raakten geen vrouw aan. Onze
wraak was subtiel. We deelden uit. We vernederden de vijand met
geschenken. De dames mochten kiezen: ondergoed, een paar nylons of
een Knirpsch. De kinderen kregen een appel.
Bang-bang nodigde ons uit voor een tankslag in de buurt van Hamburg.
Zijn divisie zou de volgende dag vertrekken, maar wij bedankten voor de
eer. Hij deed ons nog een stafkaart cadeau, zodat we zonder problemen
de Nederlandse grens konden bereiken. Tegelijk met de Engelsen
verlieten we het dorp, maar in de tegenovergestelde richting. Al gauw
werden we opgenomen in de grote, anonieme stroom vluchtelingen uit
alle delen van Europa, die zich door de troepenbewegingen heen een weg
zocht. We kwamen in een Amerikaans opvangcentrum terecht. Daar
werden we kaalgeschoren en ontluisd, met rode desinfectiezeep inge-
12