bewegingloos liggen met mijn handen onder mijn hoofd om de
restanten van een droom niet te verjagen. Ik zag opnieuw mijn moeder
voor me, zittend op de puinhopen van ons ouderlijk huis, terwijl ze in
zichzelf mompelde: 'Waar bleven jullie toch, vader ligt nog steeds onder
het puin'.
Al gauw verflauwde de indruk en ik begon me af te vragen of onze trein al
vertrokken was.
Mijn broers krabbelden overeind. K. opende voorzichtig de deur op een
kier, gluurde naar buiten en floot van verbazing.
'Godver, er staat hier niets meer overeind.'
Het was alsof een reusachtige mol de omgeving had omgewoeld. Alle
loodsen naast de onze lagen in puin. Een paar ontwortelde bomen waren
er over heen gesmeten.
'Artillerie van de Engelsen,' was onze conclusie. Maar hoe hadden we in
godsnaam door het lawaai van de beschietingen heen kunnen slapen?
Onze gedachten kwamen uit bij de trein. We besloten op onderzoek uit
te gaan om er achter te komen, of we nog rekening met onze Duitse
bewakers moesten houden. Maar hoever we ook over de rails terug
liepen, we ontdekten geen schim van een trein in het nevelige middag
licht. We waren vrij. We waren verlost van het boze Duitse oog.
Nog diezelfde dag werden mijn broers opnieuw opgepakt. Ik probeerde
in een legerblik soep te maken op de potkachel, toen ze allebei met hun
handen in hun nek de loods binnenmarcheerden.
'Wat is dat voor een teringlijder?' snauwde L. terwijl hij met zijn hoofd
een achterwaartse beweging maakte. Een soldaat in een bruin uniform
wees met zijn geweer in mijn richting. Ik stak mijn handen omhoog en
probeerde in schools Engels uit te leggen dat we Hollanders waren, uit de
buurt van Rotterdam.
'Rottèdèm,' herhaalde de soldaat en ik zag nu dat hij een groot, kinderlijk
gezicht had. Hij gaf ons alle drie een vriendschappelijke stomp waar we
van duizelden.
'A moment,' en hij verdween. Binnen een kwartier kwam hij terug met
een legertas vol brood, worst, jam, chocola, sigaretten. En hij legde nog
eens nadrukkelijk uit dat mijn broers bij het eerste contact bevestigd
hadden, dat ze Duitsers waren.
Deze engelsman wierp zich op als onze gids en voogd. De dagen die
volgden nam hij ons mee naar het Engelse legerkamp in de buurt of hij
begeleidde ons in het dorp. Ook kwam het voordat hij ons van de natuur
in de omgeving wilde laten genieten. Terwijl hij naast ons wandelde
schoot hij met zijn karabijn lukraak in het rond. Bang-bang noemde we
hem daarom. Bang-bang gaf ons voedsel, kleding, sigaretten, maar op
den duur meden we zijn gezelschap. Het leek ons lonender om
9