SCIENCE FICTION EN HET WETENSCHAPPELIJK WERELDBEELD:
'PUSH THE BUTTON AND SAVE THE WORLD'.
Dat de wetenschap altijd al tot de verbeelding van SF-auteurs heeft gesproken is niets
nieuws, getuige het feit dat er bijna geen wetenschappelijke ontwikkelingen of theorieën zijn
aan te wijzen, die niet op de een of andere wijze in SF-verhalen werden verwerkt.
Nu kan men aannemen dat de SF-literatuur niet alleen wordt beïnvloed door
wetenschappelijke ontwikkelingen en theorieën, maar tevens door het wereldbeeld dat
wetenschappers op een bepaald moment in de geschiedenis aanhangen. In perioden, waarin
het de wetenschappelijke institutie voor de wind gaat en men derhalve kan spreken van
optimistisch wetenschappelijk wereldbeeld, dan zal de SF-literatuur dit optimisme automa
tisch overnemen en eventueel versterken.
Hoewel deze theorie, voor het eerst geopperd door Gérard Klein', een logische
gevolgtrekking lijkt te zijn van de bestaande relatie tussen SF-literatuur en de wetenschappe
lijke institutie, werd deze theorie tot voor kort nog steeds als speculatief gezien. Klein's
speculatieve theorie is dan ook de aanzet geworden voor mijn doctoraal-scriptie, waarvan dit
artikel een beknopte samenvatting is2.
Klein's theorie zegt dat er een duidelijke relatie bestaat tussen het karakter van het
wetenschappelijk wereldbeeld op een bepaald moment en het karakter van de SF-literatuur,
die op dat moment verschijnt. Verschuivingen in het karakter van het wetenschappelijk
wereldbeeld zullen in de SF-literatuur gereflecteerd worden. Deze verschuivingen zijn dan
volgens Klein niet zo zeer het gevolg van bepaalde nieuwe ontwikkelingen of ideeën binnen
de wetenschap zelf, maar meer het gevolg van veranderingen in de positie, die de weten
schappelijke en technologische middenklasse in de samenleving inneemt.
Op grond van deze veranderingen in de positie van de wetenschappelijke midden
klasse onderscheidt Klein drie perioden in het karakter van het wetenschappelijk wereld
beeld:
1. Een periode van 'Expansionist Optimism' (pré-1940): 'Expansionist' vanwege het feit
dat in het wetenschappelijk wereldbeeld van deze periode de ruimte centraal staat.
Binnen wetenschappelijke kringen bestaat de stellige overtuiging dat de aarde op een
bepaald moment in de toekomst geen leven meer zal kunnen herbergen. De ruimte
zal derhalve als toevluchtsoord voor de mensheid moeten dienen en de wetenschap
heeft de kennis en macht om de mens de ruimte in te brengen. Dit kan gezien
worden in het verlengde van de expansie-drift en de imperialistische neigingen van
de Westerse wereld in die tijd);
2. Een periode van 'Confident Sceptism' (1940-1960);
3. Een periode van 'Pessimism' (post-1960).
Gedurende deze drie perioden vindt er een verschuiving plaats in de positie van de weten
schappelijke en technologische middenklasse van een institutie, die een hoge mate van
Gérard Klein, 'Discontent in American science fiction', in Science Fiction Studies, 4 deel 1,1977, p. 3-13.
2. De definitieve versie van de scriptie zag het licht in de maand augustus van dit jaar en kwam tot stand als aansluiting
op de uitgangspunten van het werkverband Theorie en Geschiedenis van de Literatuur' aan de letterenfaculteit van de
Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg.
5