om de goden terug naar de hemel te jagen. Nee, dan stond het roken van een sigaar toch op een hoger plan. Naast het artikel was een foto afgedrukt: een naakte vrouw op een zonnig strand. Newkie - In haar spaarzame vrije tijd weet Nellie Walz zich wonderwel te ontspan nen. Walgelijk. - Hij hield zijn sigaar rechtop, om de askegel heel te houden, maar bij het omslaan van het blad viel hij er toch af. Buiten was het donker geworden. In het donker zag de stad er treurig, zelfs zielig uit: duistere, vrijwel lege straten. Hij herinnerde zich nog, uit zijn jeugd, dat er overal straatlantaarns brandden: een vrolijke, feestelijk aanblik - en een veilig gevoel. Mensen op de straten. Overdag lag het donker te slapen, en 's nachts het licht; maar in de avond ontmoetten ze elkaar in een hartstochtelijke omhelzing. In zijn jonge jaren had hij daar eens een sonnet aan gewaagd. Maar de Thatcher-dynastie had alles veranderd, en keizerin Margaret II had de straatverlichting afgeschaft. Dat was dus die Nieuwe Tijd, waar de neoromantici uit de vorige eeuw zo naar hadden uitgezien. Ze hadden eens moeten weten! Nee, democratie was iets dat alleen rijke landen zich konden veroorloven. Hij keek op zijn tijdklokje. Een half uur nog. Ondraaglijk kriebelden de zenuw eindjes in zijn huid, maar beheerst sloot Henrik Sizzwizz de gordijnen. Er was niets, verzekerde hij zichzelf, niets om zich zorgen over te maken. Hij had geen zorgen, alles was in kannen en kruiken. En toch was het net of er hem ergens een probleem, een heel klein probleempje, nog ontging. - je moet je niet zenuwachtig maken om niets, dacht hij op bestraffende toon. Zijn voeten brachten hem naar de kast en zijn hand lag al op de fles met cider - maar nee, daar was het nu de tijd niet voor. Morgen, morgen zou hij zich trakteren op een fles van de beste whisky, dat kon hij zichzelf nu al wel beloven. De sigaar, die een tijdje op de asbak had gelegen, was uitgegaan. Hij nam de krant weer op, maar het was hem onmogelijk om ook maar belangstelling te veinzen. Boven hem werd muziek gespeeld. Het zoveelste Brandenburgse concert: zagen zagen wielewiele- wagen. Wat die mensen toch altijd in Bach gezien hadden! Achter in de kantine was een partij wedslag gaande. Een onderpatrouillemeester en een manschap stompten elkaar, om de beurt. Met de blote vuist. Onder de ribben, boven de gordel. Ze stonden de voorgeschreven vijftien inch van elkaar. Om hen heen stond een kring van mannen toe te kijken, aan te moedigen. De inzet was een rantsoen sigaretten. Na tweemaal zes slagen zag het manschap er nog fris uit. Hij kon het dozijn wel halen. Hij stond stevig op zijn voeten. Zijn ogen brandden van haat. Achter zijn uithalen zat een geweldige kracht. Zijn kaken waren op elkaar geklemd, de spieren van zijn hals stonden strak. Hij zette de korte uithaal in. Voor de laatste slag misschien. De onderpatrouillemeester zag bleek. Hij zou het niet lang meer uithouden. Die verlekkerde blikken: zij zagen de angst in mijn ogen. Ik hield me star. Ik voelde mij slap in de enkels, kon elk ogenblik gaan wankelen. Ik werd al misselijk. Ik wachtte wanhopig. Na zijn slag zou ik moeten opgeven. Een hele doos Dreams naar de duivel. En dan nog ziek ook. Maar dat was het ergste niet. De verachting. Verliezen van een manschap. Het tuig tierde. 'Leg hem tegen de vlakte!' - 'Sla hem voor rot!' De honden geilden erop, een meerdere te zien ineenkrimpen. En ze zouden hun zin krijgen. Het vonnis was al geveld. Alleen de executie nog. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1990 | | pagina 21