plaatsten onze glazen wat voorzichtiger op het tafelblad. Lopen deden we op de promenade alsof het tegen de wind in ging. De zigeuners hadden hun waren op hun kramen gebonden, en hun kramen aan de balustrade van de promenade. Licht hellend stonden ze daar bij hun koopwaar en schreeuwden de clientèle aan als vanouds. Een kleinigheid, meer niet, had ons getroffen. Aan het diner werd ik nog altijd toegelachen door de weelderige vrouw die een paar tafels verderop zat, hel geblondeerd en omringd door haar Balkankroost. Maar ook nu waagde ik het niet op te staan en brutaalweg bij haar aan te schuiven. Nee, mijn harnas had geen deukje opgelopen. Maar Strauss' pantser was gebroken als een eierschaal: de oude man liep enkele dagen rusteloos over de promenade heen en weer, steeds in het zicht van de boulevard met zijn autoverkeer en toeristisch gewemel, en verdween daarna resoluut uit het stadsbeeld. Ongeveer een week later, aan het eind van een warme middag, zag ik hem roerloos op een witgeschilderde, gietijzeren bank zitten. Hij leek ieler dan ooit. Ergens aan de zuidkant van de promenade was het, waar deze vrijwel recht langs de rotsen liep en een wijd uitzicht bood op de zee en de blauwgroene, afgeknotte bulten van de eilanden. Ik ging naast hem zitten, haakte mijn arm om de rugleuning om niet weg te glijden en probeerde door Strauss' donkere brilleglazen te boren. Strauss beantwoordde mijn blik niet. Onbeweeglijk staarde hij in het peilloze verschiet van zee en hemelkoepel. Zijn handen lagen in zijn schoot en hij gleed niet weg; zijn hoofd en schouders waren beregend met duivestront en oleandersbloesems. Plotseling voelde ik grote woede opkomen tegen de breekbare man in zijn verlatenheid, en de theorie waarmee hij het algemene bankroet van zijn leven op de wereld had geprojecteerd. "We zullen ons domein nog verder moeten verkleinen, Strauss, tot het zich terugtrekt binnen onze eigen omtrek," zei ik hatelijk. "Die verzakking was maar kinderspel, vergeleken bij een aardbeving of vloedgolf. En nu al is er geen denken aan herstel." Strauss bewoog niet. "Maar het is een goede promenade geweest," mompelde hij tenslotte moeilijk, alsof hij er in was geslaagd nog éénmaal op te duiken uit seniele diepten, en zich de woorden nauwelijks kon herinneren. Waarom bleef ik naast hem zitten, terwijl onze sierlijk gekrulde bank millimeter voor millimeter hellingafwaarts gleed, naar de rotsen en het water? Tijd genoeg, moet ik gedacht hebben; het zal nog dagen duren eer de bank de rand van de promenade heeft bereikt. Sindsdien heb ik nauwgezet en steeds opnieuw onze snelheid berekend, en de afstand die ons scheidt van de sardienenzee. JAN J.B. KUIPERS Geen enkel genre uit de wereldliteratuur is bibliografisch zo grondsig onderzocht als de sf-comics. Bibliografische sf- stripnaslagwerken zitten perfect in elkaar. Elk onbenullig sf-pulpblad, iedere onbetekenende sf-auteur, de geringste wijziging in penvoering van een sf-cartoonist... het is er na korte tijd zoeken beslist in te vinden. THOMAS LEEFLANG, Robots naar Studio Drie Tot vervelens toe heb ik erop gewezen dat magisch-real isme of literaire fantastick een produkt is van het autonome, zich bij de kunstenaar actualiserend onbewuste. HUBERT LAMPO, De zwanen van Stonehengc (1972) 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1990 | | pagina 16