De opvattingen van verschillende historici, dat de Honte (zoals langzamerhand ook het westelijk van Hulsterhavene gelegen deel genoemd werd) in de 13e eeuw vooral van belang was voor het 'binnenlandse' verkeer moet wel als juist be oordeeld worden. Zo hadden Hulst, Axel en Biervliet, die in resp. 1180, 1183 en 1183 stadsrechten verkregen, een scheepvaartverbinding via de Honte. Als we de weliswaar 16e eeuwse havenpoort (Dobbele Poort) van Hulst bezien, moet dit scheepvaartverkeer met kleine platboomd-vaartuigen hebben plaatsgevonden. De oude verbinding tussen Antwerpen en Middelburg heeft gelopen via de Schel de, de Honte, de Zwake en de Loo-Yve. In een scheidrechtelijke beslissing van 1276 is sprake van een tol of geleide in deze vaarweg, namelijk op de Honte bij Valkenisse, Rilland en Agger. Het gaat hier over een veiligheidsbelasting, waarvan de steden en kloosters, die door hun ligging er het nauwst bij betrok ken waren, werden vrijgesteld, echter niet als zijn vreemde goederen vervoer den. De grote scheepvaart op Antwerpen vond toen nog plaats via de (Ooster-) Schelde. Op grond van een keizerlijk privilege van 1195, dat de graaf ('van Zeeland) machtigde tol te heffen in Zeeland, was er in deze vaarweg de zogenaamde Grote Zeeuwse tol of Watertol, die reeds op het laatst van de 13e eeuw geheven werd te Irsikeroord, gelegen schuin tegenover Bergen op Zoom. In 1279 werd bij de samenloop van Honte en Schelde door Margaretha van Vlaanderen het kasteel Saeftinghe gebouwd, als steunpunt voor de heffing en handhaving van tolrechten op deze twee rivieren. HONTE/DE GROTE SCHEEPVAARTWEG NAAR ANTWERPEN Als gevolg van de stormvloed van 1375 braken dijken door en inundeerde onder meer ten zuiden van Biervliet en Ijzendijke een groot gebied van uitgemoerde gronden. Daarbij ontstond de Braakman en werden belangrijke veranderingen in de Honte teweeg gebracht. Onder andere werd de uitmonding in de Noordzee ver groot. Op grond van verschillende vermeldingen moet de Honte, zoals die inmiddels vanaf Vlissingen de Schelde genoemd wordt, reeds vóór 1400 een geregelde scheepvaartweg naar Antwerpen geworden zijn. Als gevolg van de stormvloed van 1404, die langs de gehele Hontekust overstromingen veroorzaakte, werden aan wezige drempels nabij de monding in de Noordzee en rond Terneuzen mogelijk verder opgeruimd waardoor de bevaarbaarheid van de Honte werd verbeterd. Halverwege de 15e eeuw blijken echter diep stekende handelsschepen Antwerpen nog niet via de Honte te kunnen bereiken. In de rekening van de rentmeester van Zeeland bewesten Schelde van 1429/30 klaagde deze over de geringe opbrengst van de tol van Iersekerpoort daar veel kooplui hun goederen via de Honte vervoerden. In 1433 werd bepaald dat er op de Honte eveneens tol betaald zal moeten worden. Een en ander bracht, met wisselend succes, de nodige verwikkelingen:processen teweeg. Het proces van 1467-69 voor de Grote Raad te Mechelen bracht slechts duidelijkheid ten aanzien van de naam en de ligging van de Honte. Nog in 1468 werd van Zeeuwse zijde beweerd dat de Honte, die begint bij het kasteel van Saeftinghe, zijn naam verliest bij een plaats genaamd 'Hulsterhavene'. De uitspraak in het proces van 1469 hield in dat de naam Honte verder reikte. Hierna werd de naam Honte officieel steeds gebruikt voor de gehele, huidige Westerschelde. Bij vonnis van 1504 werd Zeeland in het gelijk gesteld. De Honte werd beschouwd als een Zeeuwse stroom, waarop de Vlaamse graaf slechts jurisdictie had voor zover hij kan waden en de vluchteling met een zwaard kan aanraken. Vanwege deze processen zijn een tweetal kaarten bewaard gebleven die de loop van de (Ooster-)Schelde en de Honte, met aangrenzende kusten weergeven. Het is bekend dat in het midden van de 16e eeuw de Honte de (enige) grote scheepvaartweg naar Antwerpen is geworden en dat de (Ooster-)Schelde als zo danig had afgedaan. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1990 | | pagina 7