Ik meende dat daar nu die passage uit de kroniek op sloeg, volgens welke de
mensen in overoude tijden met elkaar converseerden over het water van de
Schelde heen. Later bleek mij dat ook de afstanden tussen de vaste punten
Zier kzee en respectievelijk Colijnsplaat, Veere en Goes kilometers te kort
waren, terwijl die op een oudere kaart, uitgegeven door Visscher senior, voor
zover traceerbaar, redelijk klopten.
De magistraten konden de cartografen verplichten fouten te verbeteren en het
pleit voor hen dat zij kennelijk werden verblind door de schitterende menge
ling van waarheid en fictie. Minder fictie toch dan je zou denken. De smalle
Westerschelde mond is bij nader inzien niet te smal -noordelijk van Breskens
is veel land verdwenen en de staande, knotsvormige uitstulping van de Zeeuws-
Vlaamse kust bij Ossenisse, die Zuid-Beveland de buik doet intrekken blijkt
pas later door afslag en aanwas zijn bruut karakter grotendeels te hebben
verloren.
Het volgen van de eilanden in hun trage bewegingen vergt inleving, het vol
gen van de stromen doet de blikken moeiteloos en duizelingwekkend over de
kaart zwieren... die een Romeinse 'Lofdicht Schrijver' nooit kan hebben ge
zien. Teleurstellend. De bladwijzer in de kroniek blijkt te verwijzen naar
een citaat uit een werk van zo'n dichter: 'Het Land aaer met kromme swieren
de Schelde door heen stroomt, is bijkans, om met de gevaerlijckheit deses
woords te spreken, geen Land, soo ligt het schier van alle kanten door de wa
teren ingeswolgen
Dijken waren er in de Romeinse tijd inderdaad niet. Een veenmoeras lag ach
ter een redelijk gesloten duinenrij en de Schelde liep door in noordelijke
richting, min of meer langs de route van de tegenwoordige Schelde-Rijnverbin-
ding -waar deze Zuid-Beveland doorsnijdt, wil men nu een centrum voor geluid
producerende sporten sporten aanleggen- en mondde volgens Ceasar uit in de
Maas. Zijn loop zal wel bochtig zijn geweest, maar aan zwieren aan de rand
van de kaart, of zelfs daarbuiten heb ik niet zo veel boodschap.
De Westerschelde was er in elk geval nog niet. De precieze kroniek schrijft
dat Vlaanderen en Zeeland, vast aan elkaar verbonden, sinds het jaar 938
steeds meer door de kracht van de zee uit elkaar werden gerukt. Jacoba van
Beieren 1401—1436getuigde dat de Honte, die vroeger 'avait été petite,
étroite et peu profonde', in haar tijd breed, groot en diep was geworden. Ik
heb meegemaakt dat de Oosterschelde, toen het doodvonnis met brute kracht was
voltrokken, door subtieler technisch geweld toch nog -enigszins gefrustreerd
kon overleven.
De bekende votiefstenen van dankbare schippers wijzen op Nehalenniatempels
bij Domburg en Colijnsplaat en op een opening in de duinenrij met een romein-
se zeehaven omstreeks het jaar 200 na Christus, ook al zou de naam Roompot
niets hebben te maken met Romanorum Portus.
Er zal een bevaarbare verbinding naar de binnenwateren zijn geweest, bij
voorbeeld één die enigszins correspondeerde met de tegenwoordige Oosterschel
de -een door vraagtekens geflankeerd stippellijntje op een reconstructie.
Maar gelukkig ook één die, aangetoond door geologisch onderzoek, komend uit
de richting van het Veerse Gat, forse slingers maakt door de Zak van Zuid-Be
veland, ook nu nog een weinig bevolkt gebied- ideaal om er geluid produceren
de verkeersstromen door te leiden.
Een nieuwe deceptie. Nu put ik uit een latere bron dat van zo een Schelde-
loop 'derhalve in het geheel niet kan worden gesproken.'
Ik kan maar beter gaan naar 'Het Fael of d'oude Schelde', dat ik nog kan
horen stromen in het uiterste noorden van Noord-Beveland, met uitzicht op
Orisant, eens een 'goet en vruchtbaer eiland over lange jaren heel wechge-
spoelt', dat later in mijn beheer op- en aanwassend de omringende wateren
heeft gedwongen de andere eilanden aan te tasten en sierlijk op te delen en
zo is geworden tot het grootste en machtigste van allemaal.