Afgezien van andere invloeden moet dit wel het gevolg geweest zijn van de stormvloeden van 1530 en 1532. Door de vele inundaties in het Oosterschelde- gebied ontstond er een wantijverplaatsing. Reeds 40 jaar na deze stormvloe den was de Scheldepassage tussen de Brabantse en de Zuidbevelandse oever zo ondiep dat er in 1572, tot ontzet van Goes, Mondragon met een groot aantal soldaten hier te voet kon overtrekken. Kort daarop werd, als gevolg van mi litaire inundaties nagenoeg geheel het huidige Zeeuws-Vlaanderen over stroomd. Alhoewel Antwerpen bevreesd was dat, door de ontstane, bredere bed ding, de rivier zou verondiepen (wantijverplaatsing) is deze vrees ongegrond gebleken. De toestand van de Oosterscheldepassage bleef in de volgende eeu wen vrijwel stationair. Ook in 1809 volbracht een leger zo'n zelfde over tocht tussen de Brabantse en Zuidbevelandse oever. Bij vloed vond er toen nog steeds scheepvaart plaats via deze oude Scheldevaart (weliswaar weste lijker van de inmiddels bedijkte, oude Scheldebedding) Door de in 1867 aangelegde spoordam kwam hieraan een einde. Deze afsluiting mocht echter pas plaatsvinden nadat een nieuwe scheepvaartweg naar de Oos- terschelde was aangelegd: het in 1866 gereedgekomen kanaal door Zuid-Beve land. VERDRAGEN EN TRACTATEN Alhoewel Antwerpen in het midden van de 16e eeuw de Honte als enige, grote scheepvaartweg naar de Noordzee had gekregen en deze ook heeft behouden, hebben de gevolgen van de 80-Jarige Oorlog eeuwenlang een stempel kunnen drukken op de ontwikkeling van deze havenstad. Toen Antwerpen in 1585 in Spaanse handen viel, behielden de Staatsen de forten Lillo en Liefkenshoek waardoor de Schelde werd afgesloten. Na de vrede van Munster (1648) bleef deze toestand gehandhaafd. Bij de beide forten kwam een wachtschip, 'de uitlegger', op de rivier. Wat er nog uit zee kwam moest daar zijn last over laden in kleine schepen. In 1784 eiste keizer Josef II 'bij ultimatum' de opening van de Schelde. Alhoewel de forten Lillo en Liefkenshoek aan de kei zer werden afgestaan, werd ter vervanging het fort Bath gebouwd, zodat de Schelde gesloten bleef. Bij het Haags verdrag van 1795, waarbij ook de in lijving van Staats-Vlaanderen bij Frankrijk werd geregeld, ging de Schelde voorgoed open. Op 20 juli 1814, nog vóór de vereniging van Nederland en Bel gië onder één soevereine vorst (koning Willem I), werd Staats- 'v.an dan af aan Zeeuws-) Vlaanderen, bij de provincie Zeeland gevoegd. Tijdens de onder handelingen in de eerste jaren na de Belgische opstand van 1830, die bij het verdrag van Londen van 1839 een definitieve scheiding teweeg bracht tussen Nederland en België, werden van Belgische zijde de nodige eisen gesteld t.a.v. de Schelde en de gehele linkeroever. Een en ander leidde tot de be vestiging van het Nederlandse gezag over Zeeuws-Vlaanderen en de Wester- schelde. België kreeg echter voldoende waarborgen om geen belemmering te moeten duchten voor de scheepvaart en de visserij. De daarmee in verband staande betaling van een Scheldetol werd in 1863 door België afgekocht. De bebakening, betonning en beloodsing kwam onder gemeenschappelijk toezicht van beide landen te staan. BAGGERWERKEN Alhoewel tot het begin van deze eeuw deze voorzieningen de enige waren die de bevaarbaarheid van de rivier moesten verzekeren, werd het, als gevolg van de vergroting van de diepgang van de zeeschepen, nodig baggerwerken uit te voeren ter plaatse van drempels bovenstrooms van Hansweert. In 1905 werd be gonnen bij de drempels van Bath en enkele jaren later ook op andere drempels. De huidige onderhoudsbaggerwerken, zowel bij de monding van de Westerschelde als op de bovenstroomse drempels, hebben een dusdanige verdieping van de hoofdgeul van de Westerschelde teweeg gebracht, dat het grote belang van Ant werpen, om door steeds grotere schepen bereikt te kunnen worden ook wordt

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1990 | | pagina 8