<- 6 DE RAND VAN HET LAND Het pasgemaaide gras prikte. De dijk lag erbij als een slordig getrimde hond. Borstelig, plukken recht afgesneden, dan weer happen eruit. De gemeen tearbeiders die hiervoor verantwoordelijk waren, hadden teveel bier gedron ken en daarna beneveld hun automatische scheermessen over de kant gestuurd. Ook nu nog aan het eind van de dag was de hitte voelbaar. De lucht drukte en je moest gaan zitten. Dat deed hij dus. Op een kruispunt van fietspaden bovenaan de dijk, zijn rug tegen een oude dukdalf die ver van de vloedlijn in de aarde was geplant en nooit ais steun punt voor schepen gediend kon hebben. De geur van rotting en bruinig wier vervluchtigde met tussenpozen. Onderaan de dijk klotste soppig drab en wrak hout loom tegen het basalt. Waar eens een veerboot op zondag van Terneuzen naar Hoedekenskerke uitvoer, lag een zwart geteerde bak. Een klein haven hoofd dat goed werd onderhouden zonder duidelijke reden. Ih de verte, links van hem, stond een reusachtig fabriekscomplex dat in het rode schijnsel van de dalende zon deed denken aan het voorgeborchte van de hel. Waaruit sissende naar zwavelzuur riekende stoomwolken ontsnapten. Brakende pijpen wezen loodrecht omhoog als spijlen van het hek aan de rand van de aarde. Wie er overheen klautert, wordt het heelal ingezogen. Schuin daar tegenover op de andere oever, zijn ogen zigzagden als een zeiler die gedwongen is te kruisen, blonk de koepel van de kerncentrale van Borse- le. Mooi als de Dom van Florence maar giftiger dan een akker met bilzenkruid. En tussen deze twee kunstmatige markeringspunten aan de horizon de Schelde. Onverzettelijk naar zee stromend, naar die grote opening achter de kim, waar de lucht en het water onmerkbaar in elkaar overgingen en waar de meeuwen hun vrijheid uitkrijsen over de golven. Een coaster draaide zijn gezichtsveld binnen en hij volgde de boeg waarop na enige tijd een Russische naam te lezen was. Een uitwaaierende golf schoof naar de wal. Een duwbak die lag te wachten op vracht begon te schommelen. Plezierjachtjes in de haven onderaan de dijk rukten aan hun touwen. In de tas aan het fietsstuur wist hij een fles rum. Zodra de verveling en de landerigheid de overhand krijgt, zet ik het op een zuipen, dacht hij. Wat een gat. Een jaar geleden was hij in Terneuzen komen wonen, aangelokt door een baantje bij een overslagbedrijf en ook omdat hij in dit stille oord tot bezinning wilde komen. Want het was er stil als in een klooster. I n de stra ten van het oude vissersdorp pal achter de zeewering bevond zich een netwerk 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1990 | | pagina 45