e. AC
INZICHT
Het stille zijn
op een zomeravond.
De golven
die stoeien met de wolken.
Een ooievaar vliegt
voor de blik in je stem.
Het topje
van je neus
tovert een
pyramide
en je lippen
bouwen van het licht een moskee,
als ik
het venster schik
naar je woorden.
In je ogen sluimeren
je voorouders.
Het woord wordt gepenseeld.
37