Uit verveling riep ik toen een specialiteit van de Zeeuwse Schelde-oevers te hulp: 'Het gruwelijke verschijnsel der vallen.' Lage eb, rustig weer, een kleine evenwichtsverstoring in de ondergrond en het daartoe gepredisponeerde zand kon als water wegvloeien naar de stroomgeul. Het voorland viel weg en ook de dijk, over geringe lengte. Maar het getij greep zijn kans en algauw ver schenen de eerste kromme zwieren. ISAAC FARO 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1990 | | pagina 20