DE DOBBELSTEEN VAN DANIEL BILLIET
Een inhoudelijke en vormelijke zoektocht naar verbanden
Zomer 1989. Het is bloedwarm in de auto en ik heb spijt dat ik
niet 's avonds heb afgesproken in plaats van 's middags. De
ventilator draait op volle toeren als ik over de snelweg van
Gent richting Antwerpen rijd. Precies na vijf kilometer zie ik
het pompstation waar ik moet afslaan. "Het is eigenlijk een
dienstweg, maar iedereen rijdt erover." De rest van Billiets
telefonische routebeschrijving klopt eveneens als een bus.
Hij staat al voor de deur als ik de kleine buurtschap Apostel
huizen binnenrijd. Maar dat is toeval. Hij ging alleen maar even
k ij ken naar een van zijn eenden die aan 't broeden is. We geven
elkaar een hand en ik denk: "Vriendelijk gezicht, kritische
blik". En ook: "Onmiskenbaar een Vlaming". Veel tijd om over het
waarom na te denken krijg ik niet, dus hou ik het op zijn baard.
Vlaamse baarden zijn anders dan Nederlandse.
In de geplavuisde woonkamer van zijn in het midden van vorige
eeuw voor de armen gebouwde woninkje is het aangenaam koel. We
zetten ons aan tafel en hij haalt een dikke map tevoorschijn:
zijn Poezie-project voor het lager secundair onderwijs.
"Vorig jaar benaderde de onderwijsinspectie mij met de vraag of
ik een project wilde starten om het poezie-onderwijs aangenamer,
luchtiger te maken. Ik werd van vrijgesteld van les (Billiet is
leraar Nederlands en Engels aan een middelbare school - R.V.)
en ben lesmodellen gaan ontwikkelen. Sinds januari geef ik die
op nascholingsmiddagen door aan collega's. Die reageren heel
positief. Veel leraren weten niet wat ze met poezie-onderwijs
aan moeten. Als ze al iets durven aanpakken, dan komt dat vaak
neer op het kapot analyseren van een oud gedicht."
Het eerste wat Billiet deed, was het samenstellen van een
nieuwe bloemlezing. "Die waren er alleen voor volwassenen of
voor jonge kinderen. Niet voor 12- tot 15-jarigen. Mijn uit
gangspunt was: de gedichten moeten bij die groep aanslaan. In
het poezie-onderwijs zoals dat tot nu toe werd gegeven was dat
niet zo. Daarin stond het doorgeven van het cultureel erfgoed
voorop. Maar dat werkt contraproduktiefje bereikt precies het
tegenovergestelde, ze haken af. Cru gesteld: je kunt beter met
wat mindere kwaliteit beginnen dan meteen met meesterwerken."
Bij het opstellen van de lesmodellen (handboeken) meed Billiet
de reeds bestaande. Niet dat hij die allemaal slecht vindt - hij
laat zich in gunstige zin uit over onder andere Kruithofs 'Be
woonde wereld'. "Maar ik vond niet dat ik dat allemaal nog eens
over moest doen."
Hij bladert verder door de map, noemt voorbeelden van hoe het
ook anders kan. Zoals de poezietekeningeen cartoonachtige
afbeelding met daarin een fragment van een gedicht. De leerlin
gen kunnen erover praten, er hun eigen invulling aan geven. De
vorm is bewust gekozen: de mens is meer dan vroeger visueel in
gesteld en "ik vind het belangrijk dat ze actief deelnemen".
Dat kan ook aan de 'vers-o-meter'. "Die is geinspireerd op de
fit-o-meter, wat ze bij jullie geloof ik trimbaan noemen. Eigen
lijk een circuit rondom de school. Op verschillende plaatsen
12