Schrijven voor Kinderen. De aan een kinderboekenschrijver meest gestelde vraag luidt: "Waarom schrijf je voor kinderen en niet voor volwassenen?" Een auteur die voor volwassenen schrijft behoeft zelden uit te leggen waarom hij niet gekozen heeft voor de kintferliteratuur maar wij krijgen die vraag nu eenmaal vaker dan ons lief is (ook nu weer, een verzoek van dit tijdschrift om een en ander op papier uit te leggen). Ik was eens op een boekenmarkt, om er mijn werk te signeren, toen een jongetje naar me toekwam om me vragen over mijn boeken te stellen. "Ben je getrouwd?" vroeg hij. "Nee," antwoordde ik. "0. Ben je dan misschien verloofd?" informeerde hij. "Nee, ook niet," zei ik. "Waarom wil je dat weten?" "Ach, zei het jongetje op onverschillige toon, "voor me moeder In diezelfde kinderboekenweek was ik op een school om aan de leerlingen in groep drie uit te leggen hoe je een verhaal schrijft. De beste manier om een en ander aan kinderen van een jaar of zes duidelijk te maken is mijns inziens: samen met die kinderen een verhaal bedenken. Een eigen ervaring onthouden ze immers veel beter dan een betoog. Nu is samen met kinderen een verhaal bedenken een geheel ander fenomeen dan achter een bureau een kinderboek schrijven. Je bent als kinderboekenschrijver tenslotte altijd voorzichtig met wat je schrijft, nietwaar, je houdt rekening met de tere kinderziel. Je probeert om over niet al te akelige dingen te schrijven, anders liggen de kinderen 's nachts wakker en dan krijg je ruzie met de ouders. En je schrijft natuurlijk altijd en eeuwig een gelukkig einde aan een vertelling. Want een goed einde geeft hoop, heb ik weieens var, een collega gehoord, en van een verhaal dat droevig afloopt wordt een kind somber voor de rest van zijn leven. Maar als kinderen zelf een verhaal verzinnen, wordt dat stee vast een bedenksel vol bloed en moord en doodslag, en negen van de tien keer loopt zo'n zelfbedacht verhaal slecht af. Zo ook in dit geval. De kinderen schiepen een verhaal over een poes in een dierentuin. Die poes had honger en at alle andere dieren op. Hij at de papegaai op, hij at de vissen op, hij at de olifant op "Ho, wacht even!" zei ik. (Aha, dacht ik verheugd, nu kan ik ze iets uitleggen over de logica binnen een verhaal.) "Je mag alles verzinnen, maar het moet wel kloppen. Hoe kan dat nou, een poes die een olifant opeet? Een olifant is toch veel groter?" "Ja, nou," antwoordde een klein jongetje zonder blikken of blozen, "maar hij nam kleine hapjes." Kijk, daarom schrijf ik voor kinderen. Deze twee anekdotes verklaren misschien eerder waarom ik óver kinderen schrijf - maar tussen over kinderen en voor kinderen schrijven is in mijn geval geen verschil. Het is namelijk zo dat het perspectief van waaruit je een verhaal schrijft de doelgroep van dat verhaal bepaalt. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1989 | | pagina 13