zingen als het jaar op een einde loopt ('Zie de maan schijnt
door de bomen
Naast deze dichters waren er kinderprozaschrijvers die zich
vooral toelegden op historische verhalen. P.J. Andriessen
vertaalde de vaderlandse geschiedenis in romans.
Ook avonturenromans voor volwassenen, bewerkt of niet, vonden
onder kinderen veel aftrek: De laatste der Mohikanen van
J.F. Cooper, Alleen op de wereld van H. Malot, werken van
Karl May en Jules Verne.
Stichtelijke kinderliteratuur werd hoofdzakelijk op religi
euze grondslag bedreven.
Vanaf het einde van de vorige eeuw nam het aantal jeugdige
lezers geweldig toe. Oorzaken waren het frequenter school
bezoek en de oprichting van schoolbibliotheken. Tegelijkertijd
ontstond er een levendige diskussie over de vraag, hoe het
kinderboek eruit moest zien.
Grofweg genomen was er sprake van een drietal benaderings
wijzen. N. van Kol pleitte voor een pedagogische benadering,
terwijl Theo Thijssen een meer literaire voorstond.
Dan was er nog een groep schrijvers die vooral 'vanuit het
kind' wilde werken (C. Veth).
De genres die uit dezerichtingenstrijd geboren werden, over
lapten elkaar vaak. Een pedagogische benadering stond een
literaire niet altijd in de weg. Een goed voorbeeld hiervan
is Afke's Tiental van Nienke van Hichtum, dat door menigeen
als het eerste moderne kinderboek van deze eeuw wordt gezien.
Van Hichtum was voorstandster van een direkt taalgebruik;
bovendien verwerkte zij het toen moderne thema van het
'Sociale Vraagstuk'. Zij wilde kinderen konfronteren met de
(sociale) werkelijkheid.
Psychologisch gezien zijn de verhalen simpel en rechtlijnig.
Aanvankelijk was 'het meisjesboek' ook een produkt uit de
pedagogische school. In 1900 kwam het eerste als zodanig
herkenbare boek uit: Schoolidyllen van Top Naeff. Al gauw
ontaardde het meisjesboek in een sukses-formuleZo oogstte
Cissy van Marxveldt veel bijval met haar Joop Terheul serie.
Voor jongens verschenen nog steeds spannende, historische
romans (Johan Fabricius, De scheepsjongens van Bontekoe 1924).
Een nieuw genre werd al in 1891 geïntroduceerd door Kieviet:
het humoristische jongensboek. Zijn boek Uit het leven van
Dik Trom vond snel navolging. Chrvan Abkoude volgde zijn
leermeester in ondeugendheid met Pietje Bell (1914).
Fantasieverhalen werden vooral geschreven door L. Roggeveen,
Dick Laan en A.D. Hildebrand.
Terwijl de wereldse jeugdliteratuur bloeide, was het natuur
lijk ondenkbaar dat men in confessionele kring stilzat.
Protestanten liepen in deze voorop. Het streven was evenwel
om niet al te nadrukkelijk met geloofszaken te koop te lopen
(W.G. v.d. Hulst).
Enkele decennia later dan hun geloofsbroeders organiseerden
de katholieken de uitgave van hun jeugdliteratuur via de
Keurraad voor Roomse Jeugdlectuur (1924). J. Nowee debuteerde
in die tijd. Hij maakte het onmogelijke waar en creeerde een
rooms-katholieke cowboy met de onchristelijke naam Arendsoog.
23