DENKBEELD Eigenlijk kom ik voor haar broer de anarchist, maar ze houdt me zolang gezelschap. "Hij zal er zo wel wezen, al weet je 't bij hem nooit. Altijd druk, hè, met z'n politiek. Ik snap niet waar ze op die verga deringen zolang over kunnen lullen. Niks voor mij, zeker weten." Ze neemt een sigaret uit het pakje dat op de salontafel ligt, steekt hem aan en stuurt de rook met haar onderlip rakelings langs haar blond geverfde haar. Ze hoest, ondanks de menthol. Plotseling zie ik dat haar kapsel vlam vat. Ik wil opspringen, maar zij lijkt niets te merken, praat gewoon door. 'Hairspray', denk ik, als een steekvlam tot het plafond reikt, om daar door de gipsplaten te worden gedoofd. Haar haar kron kelt ineen, valt als een net van mini-dread locks om haar hoofd. De stank is enorm, maar nog steeds merkt ze niets. "Die anarchisten, zoals me broer. Wat willen die nou? Niks toch eigenlijk? Of beter: ze willen alles. En Alles woont in Wonder land, zeg ik altijd maar. De regering moet weg, vinden ze, want zonder kan ook. Nou dat zal me 'n zootje worden." Ze houdt haar hoofd schuin achterover, kijkt naar een bepaald punt achter mij, trekt bedachtzaam aan haar tweede sigaret. Ik wil geen koffie, dus blijft ze zitten. Ze vraagt naar de naam van het blad Na een tijdje zegt ze: "Dat is dus net andersom. Met een ballu- strade hou je mensen tegen. Dan kunnen ze niet naar beneden vallen. Zo is 't toch? Ik bedoel maar: het kan toch niet an ders? Als iedereen zo maar zijn gang kan gaan, wat zou er dan gebeuren? Dan lag Nederland binnen de kortste keren plat op ze kont." Ze drukt haar sigaret uit en kijkt me aan. Een weliswaar niet al te nadrukkelijke, maar toch onmiskenbare blik van triomf: nu jij weer! Dan dringt het tot me door: haar broer, dat ben ikzelf! En ik heb haar kapsel in brand gestoken. Ik kijk verbaasd naar haar haar. Het is weer gewoon blond. Heb ik je dan geen pijn gedaan? Ik ben toch je broer... Met een blik alsof ik zojuist een komkommer in haar oor heb gewurmd, grijpt ze opnieuw naar haar sigaretten. Ze weet niet waar ik het over heb. "Net als toen bij de hippies, zeker?", hervat ze de conversatie. "Broeders en zusters, 't leek de kerk wel. Net zulke krengen als de rest van ons, vergis je niet. Maar als ze aan de stuff zaten was iedereen 'te gek'Goed gek, ja. Me broer was toen ook zo. Liep over van 'love' voor alles wat stijf in de henna stond. Maar als-ie thuis kwam was 't met de 'peace' wel ge daan. Liep een keer in ze nakie door 't huis, zwaaiend met een bijl. 'Cultuur, cultuur', riep-ie dan, 'Iedereen heeft g e - lijk. Ik heb gelijk, jij hebt gelijk. Allemaal gelijk'. Het zal toen begonnen zijn zeker? Ze loopt naar de hoek van de kamer en zoekt tussen een stapel tje compact discs. Haalt er een uit een bruin-wit gestreept hoesje en zet hem op. Na een karakterloos stukje boogie-woogie hoor ik de stem van een Bekende Nederlander. "Beste medewerk- 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1988 | | pagina 47