EEN DROOM 1 Ik ging, voor ik vertrok, door lege kamers die nog vol stemmen waren voor wie wilde horen. Ik zag de sporen: uitgesleten treden van een trap, de wijde ramen. En mijn moeder die, alleen gebleven toch nog zong. Voordat ik kon bedenken dat zoiets niet kon omdat wie dood is niet kan zingen, ging de muziek weer aan en speelde vader fluit. Daarna gingen de lichten uit en wist ik weer dat zij die dromen nooit zijn vertrokken en nooit zijn aangekomen. 2 Veel later kwam dit landschap mij begroeten. Steeds als ik wakker werd droeg ik de wolken mee wanneer ik ging. Om wat verdween wilde ik wel verder zoeken. Maar hoe muziek te tillen over de doden heen die slechts in dromen nog elkaar bezoeken? Ook als je gaat verdwijn je niet meteen maar blijft een beetje thuis. Het landschap in je hoofd brengt je weer terug naar huis. Johanna Kruit - 22 -

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1988 | | pagina 22