HET UITSTAPJE Wie durfde te schreeuwen toen stilte als een vreemde muts over onze oren werd getrokken. We fietsten buiten ons bestaan. Stip heette leeuwerik of school. Een boer had klokken verstopt onder dakschilden van stro. Mechanisch vlogen zwaluwen af en aan Op broedse meiplekken roerde ik in de stront, legergroen of oudbruin, om de komst van het ei te bespoedigen. Van dat uitstapje keerde niemand terug, niet dat ik me herinner. ILLUSIE Als de ene draak bestreden was, gedood en opgedeeld, draafde de volgende -goed in het pak, geperforeerde handschoenen- al over het goudkleurige behang. Ja, wij kleintjes fantaseerden graag. André van der Veeke - 20-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1988 | | pagina 20