niet in terecht is gekomen.
WdH: In je hoedanigheid als chef-redactie (bij de Provinciale Zeeuwse Cou
rant) zie je waarschijnlijk nogal wat bundels op je bureau komen van, laat
ik zeggen, collega's.
AO: Ja, ik zie nogal wat op mijn bureau komen en denk dan soms: dit gaat
maar door, dat gaat maar door naar recensenten. Je ziet veel neo-romantisch
werk, maar echt de productie bijhouden, wat verschijnt er allemaal, dat doe
ik niet.
WdH: En collega's?
AO: Ik ben daar eigenlijk nooit zo echt mee bezig. Ik spreek nog wel eens
mensen die geregeld publiceren in tijdschriften en die daar vierentwintig
uur per etmaal mee bezig zijn. Ze praten ook nooit over wat anders. Maar
ik heb nog een paar andere realiteiten ook en die zijn ook zeer prozaisch
hoor
Laatst heb ik op aanraden van iemand wat bundels gekocht van Ed Leeflang en
ja, daar voel ik wel aansluiting bij. Wat zal ik daar verder nog over zeggen?
Zo sta ik niet in het leven, dat ik zeg: daar heb ik zó over nagedacht, dat
is mijn afgerond oordeel daarover, of dat zijn mijn beweegredenen. Ik weet het
allemaal niet zo.
OPTIEK
De dichter kent zijn grondregel:
zien zonder gezien te worden
en schildert twee
rode rozen in zijn bril
Als hij zijn gezicht verliest
ziet de wereld
er heel wat zonniger uit:
de grote schelp staat open
en Hyacinthus wandelt in zijn tuin,
bukt en plukt
voorzichtig
vanwege de doornen
Andreas Oosthoek
(Uit: "De bladen terug")
- 11 -