AO: De laatste jaren grijp ik nog wel eens terug naar oudere dichters. Zo ben ik weer eens gedoken in Maurice Gilliams en Minne en dat vind ik toch prachtig, die hele omgang met de taal. In een andere zin vind je dat ook bij Nijhoff. Dat is dan voor mij een verhaal apart, omdat ik daar op een an dere manier binding mee heb. Ik vind bijvoorbeeld een hele mooie wending in de Nederlandse poeziedat als we nog helemaal in de sfeer van de tach tigers zitten, er op een gegeven moment zo'n hele generatie komt, begin nend bij Nijhoff, waar poezie gaat spreken. In feite een deel wordt van het alledaagse. Dat vind ik een heel mooi en vertederend moment. Je consta teert tegelijkertijd dat het meer parlando wordt en toch zijn spanning blijft behouden. Dat is het denk ik, al weet ik niet of ik dat zo zeggen mag. Ik ben er nooit zo in formele zin mee bezig, dus klinkt het misschien wat deftig, maar wat ik zoeven noemde behoort volgens mij een kenmerk te zijn van poezie. WdH: De vormgeving van je bundel vond ik trouwens ook zoals het hoort. AO: Ik heb metde vormgever afgesproken dat de volgende hetzelfde blijft. De vormgeving was ook een eis van toen het werd uitgegeven. Er waren drie literaire uitgevers die het wilden publiceren. Ook wel bijzonder bij een debuut. Na aanvankelijk te hebben toegestemd, heb ik me vervolgens nog eens teruggetrokken. Tot ze op een gegeven moment hebben gezegd: en nu moet je daar je handtekening zetten. Toen ben ik maar door de bocht ge gaan, op voorwaarde dat ik zelf de vormgever kon kiezen. Ik vind namelijk dat het letterbeeld een heel bepalend element is en de rustpauze die daarin zit onlosmakelijk verbonden is met het wezen van het gedicht en dat de vorm ook iets heeft te maken met de inhoud, ja zelfs met taal gebruik WdH: Hoe zijn de reacties trouwens? Er wordt wel niet veel over poezie ge schreven, maar wellicht reageerden mensen ook omdat er nogal wat autobio grafische elementen in zitten. AO: De officiële reacties die ik gezien heb op mijn bundel waren heel merk waardig. Dan gaat het niet om interpretatie-zaken, maar om de manier waarop mensen gaan indelen. En dan zie ik dat ik gerekend wordt, in één geval dan, tot het surrealistisch complex. Nu zitten er wel wat elementen in, maar ik denk dat dat toch net iets te ver gaat. Een andere reactie was: het is ty pisch flikkerpoezieJa, dat element zit er ook in, omdat het beestje nu eenmaal is zoals het is en dat is verder ook geen probleem. Maar ik vind dat eigenlijk zaken die een accent geven aan een onderdeel van zoiets. Het zijn geen hoofdzaken. WdH: Is dat een probleem? Juist eerder het tegenovergestelde lijkt mij. AO: Ik heb met die elementen voor mezelf geen enkel probleem en als het herkend wordt ligt dat voor de hand, want dat zit er in, dus waarom niet? Alleen schrijf je geen gedichten met homosexuelen als doelgroep, of omdat je erkend wilt worden als een surrealist. WdH: Maar de reacties, daar waren we nog niet echt mee klaar. AO: Ik krijg ook reacties, en dat vind ik heel merkwaardig, die ik totaal niet ken en die er voor zichzelf mee opgeschoten zijn. Het is vreemd om te zeggen, maar het is zo, en dat herkenbare zit er dan natuurlijk een beetje in ook. Iemand, toch wel dicht bij me, die wil het niet lezen, begrijp je, die zegt dat: dat is zo helemaal jouw leven tot nu toe, daar blijf ik bui ten. Dat vond ik een heel onverwachte reactie, terwijl hij er zelf natuur lijk wel in voorkomt WdH: Het is niet alleen maar fictie natuurlijk. AO: De namen staan vaak ergens anders voor. Je schrijft je balboekje niet over. Maar deze bundel is een beetje toch mijn dagboek, met alles wat er - 10 -

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1987 | | pagina 10