DAGBOEK
149
14
Om tien uuren des morgens ging ik bij den Commissaris van Oorlog, die mijn
feuille de route ondertekende, mij eene plaats aanwees in een ellendige boeren
wagen. Ziedaar dan de rijtuigen die men mij zoo gracieus hadt toegestaan. Na een
vermoeiende reis van vier uuren kwamen wij te Hanau, meer afgemat verhit als
door eene reis van tien uuren te voet. Mijn reisgenoten waren vijf officieren, die
dezelfde destinatie als ik hadden. Wij reden door hielden ons een ogenblik te
Offenbach op. Aldaar vindt men een aanzienlijke Fabriek van rijtuigen, alle nood
wendige werklieden van den houtzager tot den schilder zijn in deeze werkplaats.
Hanau is eene redelijk schoone stad, middelmatig groot in oude nieuwe ver
deelt. De oude heeft weinig opmerkingswaardig. Men ziet er het Kasteeel, een zeer
onbeduidend gebouw, de Comedie, waar ik eene decoratie zag, Maria voorstellen
de met den gestorvenen Jezus op haaren schoot, eindelijk de Joodenbuurt,
opmerkzaam door deszelfs armoede door den joodengeur, die hier den neus
treft, deeze reuk is waarlijk bijzonder &C. zeer kenlijk!
De nieuwe stad is door de fransche hollandsche Refugiés gebouwd. Zij is zeer
regelmatig, &C de straten zijn wijd, maar de huizen hebben niets bijzonders. In het
midden der stad vindt men eene groote vierkante plaats, vercierd, zoo men wil,
door eene gothische fontein. Er is nog een andere plaats met schoone bomen
beplant.
Hanau is arm, zegt men, wijl het zijnen welstand'''1 aan de Manufacturen en
Fabrieken, een gevolg der industrie van de navolgers van Calvijn te danken heeft.
Men gaf mij hier een billet de rafraichissement, dat is, eene order voor een burger
der stad, om zich met mijn diné te chargeren. Tegen den avond vertrok naar
Gehlenhausen.
Reeds laat in den avond arriveerden wij aldaar. Indien wij nog getwijffeld hadden,
of er slag geleverd ware, wij zouden nu van onze dwaling terug gekomen zijn, daar
wij niet alleen de geheele weg over gekwetsten ontmoetten, maar ook het boven
genoemd stadje daar meede opgevuld vonden. Zij vertrokken naar het
Franckforter Hospitaal. De meeste deezer waren ligt gewond, het grootste gedeel
te aan de handen, sommige aan de handen en voeten. Ook deeze ongelukkige
moesten, zonder bijna verbonden te zijn, deeze groote reis zonder rijtuig afleggen.
Een soldaat, van de beide bovenste ledenmaten beroofd, hadt het tog rot hier
gebragt. Ik twijffel, of hij voor zijn dood de plaats zijner bestemming zal bereikt
hebben!!!
G[ehlenhausenj, eene kleine stad, van 5 a 600 Inwoonders is op een bergiigtigen
grond geboud. Men klimt dus of daalt immer de stenen zijn zoo scherp &C onre
gelmatig, dat mij de lust om in dit stadje rond te dwalen welhaast verging. Alles
ziet er armoedig uit, bovendien is ieder reeds uitgeput door inquartiering, waarvan
men, indien men van de troupes, die men overal ontmoet, oordelen moet, nog
maar een begin gezien heeft: de kerken zijn magazijnen geheel verwoest. De
residentie des Burgermeesters, het Stadhuis is aan een der zijden van een vierkan
te, maar ellendige markt geboud, zonder de minste smaak, vol vengsters, maar
voor het grootste gedeelte zonder glazen. Treed men binnen, dan baant men zich
niet dan met de grootste moeite door hooi stroo eenen naauwen weg naar een
soort van ladder, dien men trap noemde. Men komt op een zeer uitgestrekten zol-