lichtelijk afneemt naarmate de index hoger is, terwijl zij de bewering van
Sasse, dat de brachycephalie in Zeeland vooral berust op geringe lengte,
bevestigden: opnieuw een verschil met Friesland, waar de minder dolichoce-
phale schedels hun hogere index danken aan grotere breedte. Hagedoorn en
Keers komen tot de slotsom, dat de brachycephale Zeeuwsche schedel af
wijkt van een brachycephale Friese, evengoed als de dolichocephale Friese
zich onderscheidt van een dolichocephale Zeeuwse, m.a.w. in hun materiaal
manifesteert zich zowel de brachycephalie als de dolichocephalie in twee
verschillende modificaties.
Uit de onderzoekingen van De Man is wel gebleken, dat men mag zeggen,
dat tot in de 16e eeuw Emelisse, Wanteskuipe, Welle en Nieuwlande be
hoorden tot een gebied met overwegend brachycephale bevolking. Zulks
wordt bevestigd door het thans onderzochte materiaal, waarin deze oorden
slechts één dolichocephaal object opleveren (index 73,91) zes mesocephale
en 16 brachycephale met als maximale index 90,80. Van de in deze collectie
aanwezige schedels van Reimerswaal zijn er twee mesocephaal (76,67 en
77,53) en vijf brachycephaal (hoogste index 87,36), waardoor voor dit
zevental de opmerking van Sasse Jr., dat Reimerswaal voor 50°/o dolicho
cephaal zou zijn geweest, niet opgaat en er geen bezwaar is deze groep te
voegen bij die van Colijnspiaat en Nieuwlande; een dergelijke overweging
geldt in ons geval voor het materiaal van Brigdamme (indices: 80,95, 81,36
en 82,49) en Aardenburg (83,52), van welke plaatsen De Man de bevolking
beschouwde als gemengd ten aanzien van de index. Het totaal van het
aantal specimina beloopt aldus 37, waaronder er een aantal is, dat zich
slechts tot het nemen van enkele maten leende, en één losse mandibel. Ge
middelden werden berekend van de maten en indices en voor zover er
daarvan 30 of meer beschikbaar waren, ook de middelbare afwijking. Deze
cijfers wijzen door een gemiddelde van 82,03 0,935 voor de index wel op
de brachycephalie van de groep, die in zoverre dus vergelijkbaar is met het
materiaal van De Man, maar ten aanzien van de ondergroepen zijn er ver
schillen, die men stellig mede op rekening mag stellen van de geringe aan
tallen. Zo kon De Man van Brigdamme slechts twee exemplaren meten met
een gemiddelde index van 77,5, terwijl er uit deze plaats in de onderhavige
collectie drie waren, die alle brachycephaal bleken te zijn. In gemiddelden
index komen de 48 schedels uit Reimerswaal van De Man en de 7 door
Dr. Van der Sleen verzamelde mooi overeen: 83,0 tegen 82,96. De grootste
afwijking vertonen de objecten van 's Gravenhoecke, waarvan De Man er
10 vermeldt met een gemiddelde index van 88,0. Deze groep ten getale van
5 in onze collectie levert als gemiddelde index op 82,93 en moet dus als
minder uitgesproken brachycephaal beschouwd worden, waarbij men in aan-
47