JAARVERSLAG OVER 1Q54/55,
UITGEBRACHT IN DE
ALGEMENE VERGADERING VAN 27 APRIL 1955
DOOR DE SECRETARIS VAN HET GENOOTSCHAP
Dr. W. S. UNGER
Geachte Toehoorders.
Wederom moet ik mijn verslag beginnen met het releveren
van een droeve gebeurtenis 4 Maart 1955 ging, onder tra
gische omstandigheden, mw. A. P. van den Driest-Klinge
van ons heen, die van 1934 tot 1952, eerst met haar man,
de laatste zes jaar alleen, het Genootschap met onbezweken
trouw als concierge heeft gediend. Bij haar begrafenis heeft
Uw voorzitter vóór ons gebouw een krans gehecht aan de
baar en aan de groeve heeft Uw secretaris met enkele woorden
uiting gegeven aan onze gevoelens van deelneming en erken
telijkheid.
Eén directeur en 11 leden ontvielen ons door de dood,
9 bedankten. Van de overledenen worde hier in het bijzonder
de nagedachtenis geëerd van dr. L.A. J. Burgersdijk, die lid
van het bestuur is geweest en enige jaren conservator van de
zgn. Stenenkamer, en die enkele belangrijke bijdragen heeft
verleend aan onze publicatiën, en van de heer C. Brakman,
die als conservator zijn goede zorgen heeft uitgestrekt over
ons herbarium en de afdeling Europese mollusca, welke laatste
hij met belangrijke vondsten heeft verrijkt.
Op de jaarvergadering werden 51 nieuwe leden benoemd,
die op 7 na hun benoeming aanvaardden. Het Genootschap
telt thans 15 directeuren en 518 leden van deze zijn 303 in
Zeeland woonachtig.
In het afgelopen winterseizoen werden vier spreekbeurten