XXIV
Van Ir K. van der Meer is ten geschenke ontvangen
een deel van een zeer grote voorraad-pot van rode aarde,
zonder enig spoor van glazuur (grootste diameter van het
gehele vat minstens 100 cm, dikte van de wand 20 tot
30 mm). Het is nog niet duidelijk, of het een Romeins dan
wel een middeleeuws voorwerp is. De pot stond ingegraven
in gemoerde oude poelgrond, terwijl de voet op een rest
van het veen rustte, in de gemeente Koudekerke (sectie G)
achter de boerderij Zwanenburg (coördinaten van de vind
plaats op de Topografische Kaart in stereographische projec
tie X 27.80, Y 386.10).
Rector en leraar in klassieke talen van het Openbaar Lyceum
te Oostburg bezochten met een groep leerlingen de afdeling.
De conservator had vooraf een handleiding verstrekt, waarin
Latijnse teksten, die op het tentoongestelde betrekking hebben,
opgenomen waren.
De conservator leidde een gezelschap ambtenaren van
Heide-Maatschappij, Dienst Landbouwherstel en Dienst Her
verkaveling Walcheren in de afdeling rond. Bij deze personen,
die door hun werk vaak met bodemvondsten in aanraking
komen en die dikwijls de eerste berichten hierover kunnen
geven, bleek veel belangstelling voor deze materie te bestaan.
Deze belangstelling bleek ook bij een proefgraving in het
restant van een bergje in de gemeente Biggekerke, die in Juli
en Augustus 1949 geleid werd door Uw conservator onder
auspiciën van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem
onderzoek in samenwerking met de Dienst Herverkaveling
Walcheren. Studenten van 7 verschillende nationaliteiten uit
het nabijgelegen werkkamp van het Nederlandse Bureau voor
Buitenlandse Studentenbetrekkingen verrichtten met interesse
het graafwerk. De hoogte van dit bergje (gemeente Bigge
kerke sectie E No. 94 coördinaten op de Topografische
Kaart in stereographische projectie X 25.30 Y 390.70
No. 23 van J. C. de Man, 1888 No. 25 van dezelfde, 1897
in register van Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem
onderzoek No. 25.390 I) werd in 1834 geschat op 7 m boven