JAARVERSLAG OVER 1947/1948,
UITGEBRACHT IN DE
ALGEMENE VERGADERING VAN 24 MEI 1948
DOOR DEN WD, SECRETARIS VAN HET GENOOTSCHAP
Dr W. S. UNGER.
Geachte Toehoorders
Sinds 1942 heeft mr J. G. Veltman Fruin op dezen dag U
de fata van ons Genootschap verhaald en daaraan vaak alge
mene beschouwingen toegevoegd over hetgeen hij de betekenis
en de taak daarvan achtte. Toen hij in het najaar plotseling
zijn taak neerlegde, zijn administratie in vrij verwarden staat
nalatend, rustte op mij de plicht, totdat een definitieve ver
vanger zou zijn gevonden, de opengevallen post te vervullen,
en dies sta ik hedenavond hier voor U met de taak, U verslag
te doen van hetgeen het Genootschap sedert verleden jaar
heeft gedaan en heeft beleefd. Ik doe dat met zeer gemengde
gevoelens. Teleurgesteld door mijn voorganger op deze plaats,
van wien ik meer werkelijke belangstelling in het lot van ons
oude Genootschap had menen te mogen verwachten doch
die maar al te gemakkelijk zijn taak neerlei teleurgesteld ook
door de gebleken ongeneigdheid der jongeren, die daartoe
werden aangezocht, zich zijn belangen aan te trekken. Zo
deed zich de wonderlijke toestand voor dat ik a.h.w. aan het
einde mijner carrière gedwongen werd tot een taak, die ik
aan het begin daarvan in 1921 toch vroeg dr Heeringa mij
bij zijn vertrek naar Utrecht hem als secretaris te willen op
volgen had afgewezen. Maar hoezeer het mij persoonlijk
ook nu weinig convenieerde, heb ik deze taak zo niet met
enthousiasme, dan toch met berusting op mij genomen om
twee redenen ten eerste meende ik mij aan de verplichting,
de zaken des Genootschaps gaande te houden, niet te mogen