JACOB EN JOHANNA HOBIUS,
TWEE BROUWERSHAVENSE DICHTERS,
DOOR
P. J. MEERTENS.
Tof de notabele geslachten van Brouwershaven behoorde
in de zestiende en zeventiende eeuw de familie Hobius. De
naam is een verlatijnsing van de goed-Zeeuwse geslachtsnaam
Jobse. In plaats van de mansnaam Job treft men in de late
Middeleeuwen op Schouwen meermalen de naam Hobick aan,
en zo ontleende de familie Hobius haar naam aan Hobick
Hubrechtse, die van 1597 tot 1602 schepen en baljuw van
Brouwershaven was, waar hij 14 Maart 1602 overleed. Uit
zijn (vóór Juli 1584 gesloten) huwelijk met Liele Kempe werd
o.a. een zoon Jacob Hobickse geboren, die de eerste van zijn
geslacht was, die zich Hobius noemde. Hij was o.a. burge
meester en weesmeester van zijn geboorteplaats, waar hij
omstreeks 1606 in het huwelijk trad met Lijsbeth Jans Hollen
boom, weduwe van Jacob Leenaartse Wadde. Uit dit huwelijk
werden vijf of meer kinderen geboren. De oudste, Maria,
geboren omstreeks 1606, huwde omstreeks 1625 met Jan Carst
van der Vorm, burgemeester van Brouwershaven. Beiden over
leden in 1631. Uit hun huwelijk werd op 17 Augustus 1628
een zoon Hobiq geboren, die onder de naam Hobius van der
Vorm bekend werd als medicus, filoloog en vooral als jurist.
Hij was aanvankelijk als geneesheer te Brouwershaven ge
vestigd, verhuisde later naar Naarden, waar hij tevens rector
werd van de Latijnse school, en vervulde tenslotte beide func
ties te Hoorn, waar hij in 1700 overleed. Deze Hobius van
der Vorm had twee zoons, die beiden Indisch predikant
werden Jacobus van der Vorm, die als predikant van
Negatpatnam 2 April 1717 overleed, en Petrus van der Vorm