19
Joos werd raad in 1653, schepen in 1654, tresorier in 1658
en komt in het ambtsjaar 1667/1668 als burgemeester van
Middelburg voor. Tijdens de begrafenis zijner dochter Jacoba,
10 Febr. 1667, was hij raad. Behalve deze functies, heeft
hij veel ander maatschappelijk werk verricht, waarvan men de
volledige opsomming kan vinden in de reeds aangehaalde
bijdrage van N. Bal Snijders l). Onder de gilden, die de eer
hebben gehad, hem tot hun overdeken te zien gekozen2),
mag wel voornamelijk dat van het Wijnheeren- en Kuipers-
gilde worden genoemd. Joos Duvelaer komt als overdeken
van dit gilde voor op een groote schilderij, in 1662 door
W. Eversdijck geschilderd, hangende thans in de Burge
meesterskamer op het raadhuis alhier3). Wij zien hem daar
aan het hoofdeinde van een langwerpige tafel op een met
rood leder bekleeden gebeeldhouwden leuningstoel zitten,
omringd door 22 gildebroeders, alsmede den knaap. Zijn
linkerhand ligt op het opengeslagen boek, waarop de namen
der aanzittenden staan geschreven, terwijl de rechterhand
daarop wijst. De uitdrukking van zijn gelaat is ernstig en
eerbiedwaardig. De namen, die op het boek zijn geschreven,
vertegenwoordigen het bestuur van het Kuipers- en Wijn-
koopersgilde van het jaar 1662. Slechts twee daarvan, nos. 3
en 7, komen op de Opleesrol onder nos. 123 en 129 voor.
Burgemeester Duvelaer is in 1670 overleden en werd
21 Februari van dat jaar in de Nieuwe kerk begraven4).
Er werd slechts 1 pond vis. voor hem betaald.
Kesteloo vermeldt, dat het met de gelden, bestemd voor
den bouw van de Oostkerk, wat zonderling schijnt te zijn
toegegaan, want er gingen geruchten, dat van het te veel
1) Proeve van onderzoek naar de geschiedenis van een viertal schil
derijen, hangende ten Raadhuize te Middelburg. Toevoegsel, p. 7 en 8.
2) Zie voor de andere gilden, wier overdeken Joos Duvelaer is
geweest, p. 5 van dit artikel.
3) Zie Catalogus van het stedelijk museum van oudheden te Mid
delburg, 1910, p. 38, no. 121.
4) UitRegister der dooden, gehouden tot Middelburgh in Zeeland
sedert de 1ste Januari 1665, aanwezig op het stedelijk archief alhier.