40
j o. Strook land die een arbeider voor zijn rekening neemt
bij den veldarbeidWat lui je noe over een brêee jóo en
je bin öons alemille een ende voor!
joon. Jongen. Meervoud is „jongers."
jöosje mie s'n pêrepóot. Evenals Janik" is ook Jöosje
een geheimzinnige verschijning, wellicht een personificatie
van den duivel. Jöosje huist in den spiegel. IJdele kinders
die vaak in den spiegel kijken loopen gevaar door „Jöosjes
pêrepöot" getroffen te worden,
j u. Iioepwoord dat men gebruikt om een paard te doen voort
gaan. (Zie de Bo).
j u 1 d e r. Jullie.
jut. Of a d' Eine betilen kan? Bè, de man zit as jut op een
mizöp (is er financiëel slecht aan toe). Jut verbastering
van Job?
j u u n. Uien.
ju ustement, Familiaar gezegde voor juistOok welsuus-
tement.
li,
kaal. Spel waarbij eenige baksteenen, op elkaar getast, moeten
worden omvergeworpen door er met een steen naar te smijten.
(De Bo geeftKa, de bolle of een ander voorwerp dat men
vooruit werpt om tot een doel te dienen, waar men naar
bolt, fr. cochonnet. De Ka bollen langs een straat),
kachel. Veulen. (De Bo geeft in dezelfde beteekenis kachtel,
kachsel, kassei).
Een ingstekachel, een merriekachel,
kachelen. Veulen werpen. (Zie de Bo).
kakstoel. Kinderstoel met een breede plank als sluitsel.
Kakkestoele-mêje is een spel, waarbij twee kinderen elkaar
de hand geven en daarop een derde ronddragen, terwijl ze
er bij zingen: Kakkestöele mêje, aa je vaalt dan lê je. (In
Brugge zegt men: kakstoeltje-wagenare dragen. Zie de Bo).
kalverknien. De knieën binnenwaarts hebben staan, en de
voeten buitenwaarts, gelijk de voorpooten van een kalf. (De
Bo geeft hetzelfde woord benevens het synoniem klutseknieën.
Dit laatste woord is hier onbekend).