49
er dan ook op dat hieruit blijkt, dat de verkoop van de nog
onbewerkte grondstoffen aan de leden van het. gilde was voorbe
houden. De kooplieden in laken en wijn echter hebben wel het
voornaamste bestanddeel van de leden der broederschap uitge
maakt l)voor hen was de toetreding verplicht: „nulli licet ut
vinum trahi faciat venale, nisi fuerit confrater; nulli licet, pannos,
qui vulgo ghewand dicuntur, incidere venales in halla de Middelburg,
nisi ibidem confraternitatem mercatorum habuerit".
Wat betreft de organisatie van het koopliedengild, aan het
hoofd ervan stond de hansegraaf, dien wij ook van elders kennen 2),
en die door dekens (formatores), gekozen door schepenen en ge
zworenen der stad, werd bijgestaan. Hun voornaamste bevoegdheid
bestond in het maken van de noodige verordeningen en het innen
van verschuldigde boeten; konden zij de voldoening daarvan niet
afdwingen, dan moest voor het „pretorium" van Middelburg het
dubbele gevorderd worden. Wie lid wilde worden van de broeder
schap, betaalde als inkomgeld 2 denarii aan het gilde 3) en 60
aan den graaf. Ook ontving het gilde het hanserecht 4) van de
kooplieden, komend van den kant van de Maas, dus van het
Oosten, of van het Zwin, dus van het Westen, met uitzondering
van die van Vlaanderen. Uit het naast elkander voorkomen der
woorden fraternitas en hansa meenen wij, op grond van de ont
wikkeling in andere steden, met Walther Steiv te mogen aannemen,
dat wij hierbij te maken hebben met een koopmansbroederschap,
1) Voor de ontwikkeling in andere middeleeuwsche steden, zie Huizinga, Opkomst
van Haarlem, (Bijdr. V) p. 68 vlg.
2) Zie bv. voor Vlaanderen H. Pirennk, La Hanse flamande de Londres (Bulletin
de 1'Académie royale de Belgique 3e série XXXVII 2e stuk (1899) p. 65 vlg.); voor
Groningen P. J. Blok, Hanzen en hanzegraven te Groningen (Handel, en Med.
Maatsch. Nederl. Letterkunde 1895—96 p. 163 vlg.); P. G. Bos, Het Groningsche
gild- en stapelrecht tot de reductie in 1594 (Groningen, 1904) p. 56 vlg.
3) Eenzelfde bedrag werd aan den hansegraaf der Vlaamsche Hanse de Londres
bij intrede ter hand gesteld, zie van der Linden, t. a. p. p. 72 noot 4.
4Op de veelomstreden kwestie van de beteekenis van hansa en hansari (hanse
recht betalen) gaan wij hier niet in, daar zij, van hoe groot belang ook uit anderen
hoofde, van weinig beteekenis is voor de economische geschiedenis van Middelburg,
waarmee wij ons hier bezig houden. Zie. echter W. Stein, hansa (Hans. Gesch.
blatter 1909 p. 53 vlg.) en de daar aangehaalde litteratuur.
Archief 1918. 4?