9
praktische politiek kwam liet geschil alleen uit in het standpunt
ten opzichte van Holland, met welk gewest Middelburg eene
nauwere verbinding wilde aangaan dan de meeste Zeeuwen konden
goedkeuren.
Ik wil op de antithese nog verder ingaan. Is het in het
algemeen voor een land een voordeel als het de zetel van den
groothandel wordt? Bij gemis van een algemeenen maatstaf is
dit eene zaak van persoonlijke waardeering. Wel kan men zeggen
dat de groepen, die er geen reehtstreeksch voordeel van onder
vinden, er zelfs nadeel bij hebben. Veel land wordt aan den
landbouw onttrokken voor den aanleg van havens, wegen en
kanalen; de koopvaarders brengen bij wijze van ballast goederen
mede, die den prijs van de inlandsche producten drukken, en,
last not least, in den handel worden enorme sommen verdiend,
welke de bezitters eerst maatschappelijk, dan ook staatkundig
boven de personen brengen, wier fortuin en positie aan den land
bouw en plaatselijke nijverheid te danken is. Ik ben overtuigd
dat deze wassende rijkdom van de Middelburgers het motief ge
weest is van hunne onloochenbare aanmatiging en van den overigens
door geene redeneering gestaafden afkeer van de andere Zeeuwen
jegens de hoofdstad. Getallen wil ik hier niet noemen; slechts
wijs ik er op, dat men, wanneer spoedig eene som bijeenkomen
moest, deze heeft gequotiseerd over de steden, en dat het per
centage, waarvoor Middelburg aangeslagen werd, zeer snel is
toegenomen. Er is weinig verbeelding noodig om ons voor te
stellen dat Vlissingen straks een centrum van den groothandel
werd, dat Walcheren evenals voorheen en gelijk nu het Bloemen-
daalsche en Wassenaarsche, bezaaid werd met buitenplaatsen van
de rijke kooplieden; de staatkundige gevolgen zouden niet uitblijven.
In den tegenwoordigen tijd behoef ik niet te betoogen, dat erin
Middelburg toen ter tijd weinig comfort was; er was alleen be
trekkelijk veel geld. En wat van dit kapitalisme onafscheidelijk
is, er was veel armoede
Liever dan op de algemeene ellende, die mede het gevolg was
van den oorlog, en die geleidelijk zou afnemen, naarmate de
1) Notulen van Zeeland 15801582, blz. 160.