107
pogingen en onkosten tot hun instandhouding aangewend, twee
jaar later waren weggespoeld, en sinds 1714 had de zee van jaar
tot jaar het duin zoo hevig aangevallen dat er op het oogenblik
slechts een klein stuk meer van was overgebleven. Wat betrof
dat gedeelte van den Oostduin, dat zich uitstrekte naar Retran-
chement op, hetwelk „bedekt heeft den dijk van het Oudeland
van Cadzand, gesloten hebbende aan den Noorddijk, die insge
lijks door een gedeelte van den Oostduin is bedekt geweest en
waar het Wijnandspoldertje voor gelegen heeft", zoo wisten zij
zeer wel dat in Februari 1722 niet alleen dat deel van het duin
maar ook de daaronder liggende Oudelandsche dijk op verschei
dene plekken was doorgebroken, zoodat de Noordzee daar nu
dagelijks met alle getijden door kwam en met veel force en geweld
op de inlage aanviel en noordwaarts op alleen een klein brok
van den Oostduin overbleef, hetwelk insgelijks met den dag
afnam en dus binnenkort waarschijnlijk almede te niet zou gaan.
Zij betuigden allen in persoon op die batterij de wacht te hebben
gehouden; een hunner zelfs, zekere Jan Wijnands, iemand van
51 jaar oud, deelde mede hoe het huis, waarin hij was geboren,
dicht bij den Oostduin gestaan hebbende en „nu verre in zee
liggende" wegens het aanhoudende inbreken van de zee tot tweemaal
toe achteruit was gebracht naar de tegenwoordige inlage toe
Zoo moest dus de inlaagdijk, in 1719 over een lengte van
140 roeden en voor een som van 8000 gulden opgeworpen 2),
van 1722 af den vollen aanstoot van de zee verduren, en waren
er van de ruim 19 gemeten, binnen de inlage begrepen, toentertijd
bijna reeds 18 aan de golven ten prooi gevallen 3), terwijl het
zoogenaamde Kerkepioldertje, dat in 1717 voor het verhoogen
van den zeedijk uitgeput was en toen nog 4 gemeten bevatte,
bereids sedert 1720 ten eenenmale met de zee gemeen lag 4).
En het liet zich aanzien dat men welhaast nog grooter offers
1) Notariëele verklaring van MaSCLRK c. s. voor den notaris Blondeel te Sluis
van 29 Maart 1723, overgelegd bij den brief van den landsontvanger Jordens te
Sluis aan den Raad van State van 6 April 1723.
2) Request Watering Cadzand aan Staten-Generaal 13 Oct. 1719.
3) Request Watering Cadzand aan Staten-Generaal 12 April 1727.
4) Als voren.