78
in dezen tijd van slavenhandel van Friesland waaronder men
toen het kustland van Wezer tot Zwin verstond x) naar
Londen sprake 2). Wat beter zijn wij ingelicht omtrent den
Karolingischen tijd 3). Het voornaamste uitvoerartikel van Enge
land in dezen tijd waren metalen, vrnl. tin en lood; door niets
is aannemelijk te maken dat wol, later Engeland's belangrijkste
exportartikel, reeds in dezen tijd in belangrijke mate is uitgevoerd.
Als invoerartikelen worden wijn, meekrap, laken en produkten
uit het Oosten genoemd. En evenals in onzen tijd werd ook
toen, gelijk uit den aard der zaak vanzelf spreekt, het Engelsche
verkeer naar het toenmalig centrum van den Noord-Nederlandsclien
handel, naar Dorestad 4), hetzij over de Schelde hetzij over
de Maasmond geleid. De schipper, die van Engeland naar de
overzijde der Noordzee koers zette, stevende bf naar Walcheren,
waar inuntvondsten van het oudere Engelsche verkeer getuigenis
afleggen, en vandaar door de Zeeuwsche en Hollandsche stroomen
de Lek op, of meer rechtstreeks den Maasmond in langs het
sindsdien geheel verdwenen emporium Witla. Tengevolge van
de tochten der Noormannen echter ging Dorestad's handelsbloei
ten onder; het hooger en veiliger gelegen Keulen aanvaardde
haar erfenis. Het gevolg hiervan was een verandering in den
handelsweg van Engeland naar deze strekenin plaats van de
Lek, werd voortaan de veiliger Waal gevolgd. Thans werd
gedurende eenigen tijd Tiel 5), halverwege deze rivier gelegen,
de groote doorvoerhaven in het verkeer tusschen Engeland en
de Rijnlanden. Maar ook Tiel's handelsbloei ging teniet.
Langen tijd zwijgen de bronnen dan geheel over het Engelsche
verkeer naar of over de Nederlanden; omstreeks 1200 echter is
1) Zie t. a. p. hfdat. I.
2) T. a. p. p. 51.
3) T. a. p. p. 63 vlg.
4) Zie voor het volgende vooral t. a. p. p. 91 vlg.
5) Zie hiervoor de aantrekkelijke schets van Alpertus Mettensis in diens
kroniek: De diversitate temporum, ed. A. Hulshof (Amsterdam, 1916) Liber II
cap. 20.
Indien geen hulp tegen de Noormannen kon worden verleend, „neque se causa
negotiandi in insulatn (sc. Britanniam) venire ueque ad se Britauuos coinmeari posse
dicebant".