47
de nakoming er van, evenals voor die van alle toen en later
aangegane contracten.
Voor liet binnenlandsch bestuur bleef de regeling van 1578
voorloopig van kracht De hervatting van de vijandelijkheden
tegen de Malcontenten en Parma had echter de wederinstel
ling van een hof van admiraliteit als prijzenhof ten gevolge
gehad. Zooals wij gezien hebbenwaren de functiën van het
eerste hof in het laatst van Maart 1577 geëindigd, maar op
18 Pebruari 1584 hadden de Raden den admiraal Jhr. Willem
van Bloïs van Treslong naar den Prins gezonden om te
vertoonen, welke zwarigheden zij ondervonden in de ten uit
voerlegging van de plakkaten tegen den toevoer naar den
vijand, en een concept-instructie voor de admiraliteit te over
handigen. De Prins had op 15 Maart de instructie geteekend
en op 7 Juni hadden de Gecommitteerde Raden aan de leden
van dit nieuwe hof den eed afgenomen. Deze admiraliteit
was dus wederom een prijzenhof, en zij bleef het ook volgens
de op 10 Mei 1586 door Maurits en den Raad van State
gegeven instructie. Maar de instructie, door Leycester op
26 Juli 15S6 vastgesteld //opt stuck van der admiraliteit
valsmede op de conduicte ende beleyt van de convoyen, rnits-
//gaders op de equipaigie ende toerustingen van de schepen
«van oorloghe ende tgene daarvan es dependerendeging
veel verder. De admiraliteit te Middelburg, wier jurisdictie
en bewind zich uitstrekte over geheel Zeeland en de kusten
van Brabant en Vlaanderenbleef wel recht sprekenmaar
moest tevens schepen uitrusten waarvoor zij de beschikking
kreeg over de in haar //bedrijf" vallende convooigelden. Toen
Leicester tot eenige leden van Gecommitteerde Raden de
uitnoodiging richtte om zich in de admiraliteit te laten ge
bruiken maakten zij eerst zwarigheidwel hadden zij in de
laatste jaren het werk gedaan, dat de admiraliteit te doen
zou krijgen, afgezien van de juist vermelde beperking in
1584, maar zij hadden het verricht als eene provinciale aan
gelegenheid en niet als eene van de generaliteittoen echter