124
grensd waren door een diep die wateringegenoemdaan
den zuidkant lag het land van Sint-Maartensdijk en aan de
west- en noordzijde, werden achtereenvolgens //de Hals" en
//het Jan-Huge gat" aangetroffen. Na de bedijking, die ech
ter ook nu nog niet spoedig schijnt te hebben plaatsgegrepen,
zijn deze gronden bekend geweestonder den naam van den
polder van //de Waarhede" of het Uiterste-Nieuwland, en zijn
blijkens de beden rekeningen van Beoosten-Scheldein 1455
het eerst bereden of schotbaar gemaakt.
Het is uit het laatst verstrekte octrooi niet op te maken
wanneer de indijking dezer gronden heeft plaats gehadook
uit het opnemen van den polder onder de belastbare landen
is niet met zekerheid te bepalen in welk jaar hij is gevormd
doch zekerlijk moet hij bij den aanslag in de beden minstens
zeven jaar hebben bestaan. Meest alle nieuwe inpolderingen
toch werden voor den tijd van zeven jaar vrij gesteld van
alle lasten of beden slechts bij zeer kostbare indijkingen werd
die termijn tot veertien en in enkele gevallen zelfs tot een en
twintig jaar verlengd al naar mate van het gevaarwaaraan
de nieuwe dijkage lag blootgesteld. Na dien tijd werden de
gronden //schotbaar verklaard" en in de eerstvolgende bede,
even als de oudere landenaangeslagen. Zoo zal het ook met
het Uiterste-Nieuwland zijn gegaanenbf er moet tusschen
142-3 en 1455 niet ééne enkele bede zijn opgebragtof wei
de polder die niet onder de kostbare bedijkingen kon worden
gerangschiktmoet slechts zeer kort voor zijne schotbaar ver
klaring hebben bestaan.
Maar laten wij zien of de tijd van bedijking ook hier niet
nader kan worden bepaalddoor na te gaanwat geschreven
bronnen ons deswege berigten. In 1431, zegt Reigersberg,
werden onder Tholen eenige aanwassen beverscht en kort daarna
laat hij er op volgen bepolderde heer Frank van Borssele
zekere gorsen aan 't land van Sint-Maartensdijk waar later
Sint-Annaland is bedijkt. Hier nu kunnen wel geene andere
schorren zijn bedoeld dan die waaruit het Uiterste-Nieuwland